Schenkingen aan niet-onterfde kinderen tast niet de legitieme portie van onterfd kind

Helaas komt het nogal eens voor dat een kind in het testament van ouders onterfd wordt. Soms omdat er al heel lang geen contact is, maar ook bijvoorbeeld onenigheid tussen ouders en kind kunnen een reden zijn. Ouders zijn dan nogal eens geneigd om het betreffende kind te onterven en er met schenkingen aan de andere kinderen voor te zorgen dat de legitieme portie van het onterfde kind – de helft van wat deze normaal zou krijgen – zo klein mogelijk wordt. Die vlieger gaat meestal niet op.

Schenkingen aan de te bevoordelen kinderen om uw vermogen te verlagen pakken voor die kinderen niet altijd goed uit. Immers, de legitieme portie van het onterfde kind wordt berekend over het saldo van de erfenis, vermeerderd met de door ouders aan de andere kinderen geschonken bedragen. Het saldo van uw liquide vermogen kan dan bij uw overlijden wel eens niet toereikend zijn om het door de schenkingen ontstane tekort op de legitieme portie van het onterfde kind te voldoen. De bevoordeelde kinderen zullen gezamenlijk het tekort aan het onterfde kind moeten betalen.

Als u flinke bedragen aan uw andere kinderen hebt geschonken, dan hebben zij daarmee vóór uw overlijden mogelijk al onomkeerbare uitgaven gedaan, bijvoorbeeld een deel van een gekocht huis mee betaald. Als zij bij uw overlijden het tekort op de legitieme portie alsnog aan uw onterfde kind moeten betalen, brengt u hen daarmee wellicht – ongewenst – alsnog in de problemen. Die lopen de kans na uw overlijden het onterfde kind een deel van het geschonkene te moeten betalen.

De kans is dus groot dat u hier niets mee wint. Wilt u zeker zijn van uw zaak, dergelijke ongewenste situaties voorkomen en toch mogelijkheden te benutten om uw wensen uitvoerbaar te laten zijn? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Ook einde huurovereenkomst regelen in samenlevingscontract

Sommige samenlevingscontracten bevatten clausules over voortzetting van huur en woonrecht ingeval de samenwoning wordt beëindigd. In zo’n clausule wordt dan bepaald dat de huur dan kan worden voortgezet door degene die daar in redelijkheid de meeste aanspraak op kan maken, soms aangevuld met de bepaling dat elk van beiden het recht heeft om nog drie maanden na het besluit om de samenleving te beëindigen in het huis te blijven wonen. Dat kan voor een van beiden wel eens tot problemen leiden.

De rechtbank Rotterdam moest zich onlangs in een dergelijke zaak uitspreken. Na beëindiging van de samenwoning had de vrouw de gezamenlijk gehuurde woning verlaten. Zij vroeg de rechter haar te ontslaan uit de verplichtingen uit de huurovereenkomst omdat zij ergens anders graag een huis wilde huren. Voor dat ontslag had zij op grond van de huurovereenkomst de medewerking van haar voormalige partner nodig. Die wilde die medewerking wel geven, maar de verhuurder meende dat diens salaris onvoldoende zou zijn om de huurlast te dragen.

De partner had het recht om nog drie maanden in de woning de blijven wonen. De rechter las uit de samenlevingsovereenkomst dat elk van beide partners het recht had om nog gedurende drie maanden in de gezamenlijk gehuurde en bewoonde woning te wonen. Ook al staat er in de samenlevingsovereenkomst bij de betreffende clausule niets over het opzeggen van de huurovereenkomst in geval partijen deze niet kunnen of willen voortzetten, de rechter concludeerde dat uit de clausule zelf blijkt dat partijen na het verstrijken van de periode van drie maanden uit de woning moeten vertrekken als zij de huurovereenkomst niet alleen kunnen of willen voortzetten.

Bovendien kon van de vrouw niet worden verwacht dat zij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de betaling van de huur van een woning die zij niet meer bewoont. Voor het kunnen huren van een andere woning had zij een verhuurdersverklaring nodig die zij pas kan krijgen nadat de huurovereenkomst is geëindigd. Haar belang weegt daarmee zwaarder dan het belang van haar ex-partner om in de woning te blijven wonen. Haar ex-partner werd dan ook veroordeeld tot het opzeggen van de huurovereenkomst.

Wilt u meer weten over woonclausules in samenlevingscontracten? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Uitleg huwelijkse voorwaarden nogal eens geschilpunt

Wie gaat trouwen, kan de vermogensrechtelijke gevolgen daarvan regelen in huwelijkse voorwaarden. Bij het maken van afspraken en die vastleggen in de huwelijkse voorwaarden levert vrijwel nooit een probleem op, de uitleg daarvan bij echtscheiding echter des te meer. Het Gerechtshof Den Haag heeft onlangs meer richting gegeven aan wat bij de uitleg van huwelijkse voorwaarden leidend is.

Het hof gaat bij de uitleg uit van de zogenaamde Haviltexmaatstaf. Daarin wordt niet alleen naar de letterlijke tekst van de voorwaarden gekeken maar ook naar de bedoeling van partijen en naar wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

Het nieuwe arrest is gebaseerd op een zaak waarin de huwelijkse voorwaarden een gemeenschap van inboedel bevatten met uitsluiting van elke andere gemeenschap van goederen en een periodiek verrekenbeding. Wat te vaak bij periodieke verrekenbedingen gebeurt is dat partijen geen uitvoering geven aan de jaarlijkse verrekening van hun resterende inkomen.

In deze zaak had de man bij aanvang van het huwelijk de aandelen van zijn besloten vennootschap aangebracht. Deze aandelen waren zijn niet gefinancierd met overgespaarde inkomsten. Volgens hem is verrekening van de economische waarde van de aandelen daarmee niet aan de orde.

Haviltex

De Hoge Raad heeft al in 1981 een arrest gewezen met als hoofdregel dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen naar de letterlijke tekst moet worden gekeken maar ook naar de bedoeling van partijen en naar wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het gaat dan ook niet alleen om de taalkundige uitleg, maar ook om de gang van zaken bij het sluiten van de overeenkomst en de mededelingen van partijen over en weer spelen. Die regel staat sindsdien bekend als de Haviltexmaatstaf.

In dit geval blijkt uit de stukken dat de man bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden al aandelen in de besloten vennootschap had. De aandelen zijn dus niet verworven met overgespaarde inkomsten. Daarover is bij de besprekingen over de huwelijkse voorwaarden ook in het bijzijn van de notaris gesproken. De waardetoename van de aandelen valt hiermee in dit geval niet in de verrekening bij echtscheiding.

Wilt u meer weten over het duidelijk en ondubbelzinnig redigeren van uw wensen in huwelijkse voorwaarden? Bel ons voor een afspraak.

Digitaal oprichten Besloten Vennootschap

Sinds 1 augustus 2021 moet het volgens een Europese richtlijn mogelijk zijn volledig online een bv op te richten. Het ministerie van Justitie en Veiligheid maakt gebruik van de uitstelmogelijkheid die de Europese richtlijn biedt. In april 2022 is het wetsvoorstel dat digitale oprichting van een bv mogelijk moet maken naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel is in juni 2023 door de Tweede Kamer en vervolgens ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wet zal naar verwachting per 1 januari 2024 ingaan.

In de nieuwe situatie kan de cliënt voor de notaris “verschijnen” via een digitale audio-video verbinding. Ook de identificatie van de cliënt gebeurt digitaal, conform de zogenaamde eIDAS verordening. De digitale akte wordt dan vervolgens bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie digitaal bewaard. De digitale notariële akte is met dezelfde waarborgen omkleed als de papieren notariële akte.

Een volgende stap in digitaal notarieel werken! Wilt u meer weten over het digitaal oprichten van een besloten vennootschap? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Bedrijfsopvolgingsregeling behouden, maar aangepast

Het kabinet pakt een ongewenste belastingbesparende constructie bij vastgoedtransacties aan. En de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet wordt aangepast. Deze en andere maatregelen staan in het pakket Belastingplan 2024 dat staatssecretaris Marnix van Rij van Financiën dinsdag tijdens Prinsjesdag heeft ingediend bij de Tweede Kamer.

Eerder dit jaar heeft het kabinet een voorstel voor aanpak van een ongewenste belastingbesparende constructie bij vastgoedtransacties gepubliceerd voor consultatie. Hierbij wordt via een aandelentransactie voorkomen dat btw en overdrachtsbelasting verschuldigd zijn bij overdracht van nieuwe onroerende zaken. Naar aanleiding van de reacties op de internetconsultatie en een bijeenkomst met de vastgoedsector heeft het kabinet het voorstel aangepast. Het voorstel dat wijzigingen in de overdrachtsbelasting bevat gaat in op 1 januari 2025 en kent een overgangsregeling.

Box 3

Het heffingsvrij vermogen in box 3 (57.000 euro) wordt volgend jaar niet geïndexeerd en het belastingtarief in box 3 stijgt in 2024 van 32 naar 34 procent. Hierdoor worden mensen met vermogen iets hoger belast. Het box 3-stelsel wordt verbeterd door meer vormen van vermogen te beschouwen als banktegoeden. Geld op de derdengeldenrekening van een notaris en een lidmaatschapsrecht in een vereniging van eigenaars worden niet langer beschouwd als overige bezittingen maar als banktegoeden. Ook worden bepaalde onderlinge vorderingen en schulden niet meer meegeteld voor box 3. Deze twee maatregelen werken terug tot 1 januari 2023.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Het kabinet kiest ervoor om de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet te behouden, maar wel op een aantal punten beter aan te laten sluiten op het doel van de regeling. Daarmee wordt voorkomen dat het voortbestaan van een bedrijf in gevaar komt door een bedrijfsoverdracht. Aan derden verhuurd vastgoed komt met ingang van 1 januari 2024 niet meer in aanmerking voor de regeling. De algemene vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling gaat per 1 januari 2025 omhoog van 1,2 miljoen euro naar 1,5 miljoen euro. Tegelijkertijd wordt de bestaande vrijstelling van 83 procent boven de 1,5 miljoen euro verlaagd naar 70 procent. Dit zorgt ervoor dat de voordelen van de regeling anders worden gespreid.

15 wetsvoorstellen

Het pakket Belastingplan 2024 bestaat dit jaar uit 15 wetsvoorstellen. De commissie voor Financiën van de Tweede Kamer gaat de wetsvoorstellen nu schriftelijk behandelen, zodat deze half november plenair kunnen worden besproken. Hierna kan de Eerste Kamer ermee aan de slag.

Verschillen tussen legaat en erfenis

Veel testamenten bevatten een of meer legaten, soms aan een of meer goede doelen, soms aan andere mensen in de omgeving van degene die het testament maakt. Wat moet u als begunstigde doen om het legaat in handen te krijgen?

Een legaat is alleen geldig als het is opgenomen in het testament. De begunstigden is dan legataris. Een legataris is geen erfgenaam. Hij wordt dat ook niet als legataris. Een legataris is dan ook nooit verantwoordelijk voor de schulden in een nalatenschap en kan daar dus ook ooit in privé aansprakelijk worden gesteld bij een negatieve nalatenschap.

Een legataris kan een legaat overigens wel verwerpen. Dat zou bijvoorbeeld aan de orden kunnen zijn als hij of zij verwacht dat daar nu of later hoge kosten uit voort kunnen vloeien. Of dat er ongewenste voorwaarden aan het legaat verbonden zijn.

Een legataris is schuldeiser van de nalatenschap. Bij de afwikkeling van de nalatenschap worden eerst de legaten aan de legataris en de vorderingen van mogelijk andere schuldeisers uitbetaald. Andere schulden gaan overigens altijd voor op het legaat.

De erfgenamen krijgen na betaling aan de schuldeisers en het uitkeren van de legaten het restant van de erfenis. Soms is de nalatenschap niet voldoende om het legaat uit te keren. In dat geval krijgt de legataris niets of alleen een deel van het legaat.

Wilt u meer weten over het opnemen van legaat in uw testament? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Ongelijke inleg door samenwoners bij aankoop woning

Tegenwoordig gaan er meer stellen samenwonen dan trouwen (of geregistreerd partnerschap aangaan). Bij huwelijk/geregistreerd partnerschap staan de spelregels in het wetboek terwijl voor samenwoners in de wet nagenoeg niets is geregeld. Hierdoor zijn samenwoners zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van de spelregels binnen de relatie.

Zelf een contractje opstellen is alvast iets, maar beter is het laten opstellen en tekenen van een notariële samenlevingsovereenkomst. Dit aangezien een notariële akte in de bijna alle gevallen een voorwaarde van pensioenfondsen is voor het in aanmerking komen voor partnerpensioen. Daarnaast leg je afspraken vast voor geval van uit elkaar gaan of overlijden van een van beiden, dit nog los van de fiscale voordelen.

Als samenwoners samen een huis kopen komt het vaak voor dat een van de partners meer spaargeld of geschonken/geleend familiegeld in de woning investeert voor de aankoop of de verbouwing. Als hierover niets wordt vastgelegd is dit een garantie voor latere problemen en/of complicaties. In een notariële samenlevingsovereenkomst kan exact worden vastgelegd wie welk bedrag heeft geïnvesteerd en hoe hiermee moet worden omgegaan bij uit elkaar gaan of bij overlijden. Als je de afspraken niet vooraf vastlegt met betrekking tot de ongelijke inbreng kan het zomaar zijn dat je de geïnvesteerde gelden voor de helft kwijt bent.

In een recente uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de rechter geoordeeld dat de partner die meer geld had ingelegd in de gezamenlijk gekochte woning, daar géén aanspraak meer op kon maken, aangezien de vordering inmiddels was verjaard.

In getallen zat het als volgt: Een stel is niet gehuwd en koopt samen een huis. De vrouw heeft haar eigen huis verkocht en gebruikt de overwaarde van € 80.000,00 voor de aankoop van de gezamenlijke woning. De man heeft geen eigen geld. De vrouw heeft bij de aankoop dus (€ 80.000,00:2 =) € 40.000,00 meer voldaan dan waartoe zij verplicht was. Hierdoor kreeg zij op grond van de wet op het moment van de betaling/inbreng een vordering op haar partner van € 40.000,00. Door verder niets te doen of bij te houden verjaart deze vordering op grond van de wet na vijf jaar.

Als beiden niets vastleggen over de vordering en ze gaan na vijf jaren na de aankoop van de woning uit elkaar, dan kan de vrouw dit bedrag niet meer terugvorderen van haar inmiddels ex-partner en is dus € 40.000,- kwijt. In een goede samenlevingsovereenkomst had tussen de man en de vrouw S vastgelegd kunnen worden dat de vordering zoals hiervoor bedoeld niet voor verjaring vatbaar is.

In een samenlevingsovereenkomst wordt uiteraard meer geregeld, bijvoorbeeld hoe verdelen jullie de kosten van de huishouding, het partnerpensioen. Maar nog belangrijker, een verblijvingsbeding waardoor bij overlijden van een partner de woning vanzelf eigendom wordt van de andere partner. Daarnaast gelden diverse fiscale voordelen. Bij overlijden van een partner (binnen vijf jaar na te zijn ingeschreven op eenzelfde adres), zonder dat er een notariële samenlevingsovereenkomst is gemaakt, valt de langstlevende partner voor de erfbelasting in het hoogste tarief (40%) en geldt er nauwelijks vrijstelling voor de erfbelasting. Indien er wel een notariële samenlevingsovereenkomst is gemaakt komt de langstlevende in aanmerking voor de hoge vrijstelling voor de erfbelasting van nu € 723.526,00 en voor het meerdere valt u in het lage erfbelastingtarief (10%). Kortom een kleine investering in een notarieel samenlevingscontract kan later enorme financiële voordelen opleveren.

Ook als er al een samenlevingsovereenkomst, kan het geen kwaad om door ons te laten controleren of de regeling die nu is opgenomen nog voldoet aan jullie wensen en/of aan de huidige fiscale regels.

Het advies: wacht niet af en ga naar de notaris. Nu vastleggen voor later scheelt een hoop toekomstige narigheid

Wilt u meer weten over de haken en ogen bij het als samenwoners kopen van een huis? Bel ons voor het maken van een afspraak..

Regels volgen bij overdragen taken van executeur

In veel testamenten wordt of is een executeur aangewezen, iemand die de afwikkeling van de nalatenschap gaat verzorgen. Het kan echter voorkomen dat de aangewezen executeur deze taak niet aanvaardt, dat hij na aanvaarding zijn taken wegens ziekte moet neerleggen of hulp nodig heeft bij de uitvoering van zijn of haar taken. Voor hoe het dan verder moet of kan, gelden weer allerlei regels.

In testament met een executeursbenoeming kan staan dat de aangewezen persoon alleen tot executeur is benoemd, soms wordt er ook een mogelijke opvolger genoemd. Zonder opvolgende executeur of zonder dat deze de taak wil aanvaarden, moet uit het testament blijken of daarin weer een nieuwe mogelijke stap is opgenomen. Een executeur kan zelf in een notariële akte een nieuwe executeur aanwijzen. Als er niets in het testament vermeld staat, zijn alle erfgenamen weer gelijkwaardig en moeten zij samen de nalatenschap gaan afwikkelen of een boedelgevolmachtigde benoemen.

Een executeur heeft echter nog meer mogelijkheden. Hij kan bij zijn werkzaamheden iemand anders of een instantie betrekken die hem kan helpen bij zijn werk. Hij blijft zelf eindverantwoordelijk. De kosten van inschakeling van derden kunnen in rekening worden gebracht bij de nalatenschap. Uiteraard is het raadzaam dat de executeur over een dergelijke stap eerst met de erfgenamen overlegt.

De executeur kan ook de kantonrechter vragen hem van zijn taken te ontheffen en een vervanger te benoemen. Dat is de meest onzekere variant omdat dan vooraf niet duidelijk is wie executeur zal worden.

Wilt u meer weten over het benoemen van een executeur in uw testament en het regelen van mogelijk opvolging of hulp? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Wijziging akte van splitsing soms wel, soms niet noodzakelijk

In de praktijk ervaren wij als notariskantoor vaak problemen rond appartementensplitsingen. Veel kan worden geregeld in een huishoudelijk reglement, maar vaak moet bij wijzigingen in de feitelijke situatie de akte van splitsing worden aangepast. Zo speelde een situatie waarbij een eigenaar van een appartement op de begane grond een gedeelte van de bij het appartement behorende tuin via een erfdienstbaarheid in gebruik wilde geven als toegangsweg voor een buurperceel. Hiervoor moesten de bestaande tuinmuur en de berging worden verplaatst. Omdat de VvE-vergadering hiervoor geen toestemming heeft verleend, moest de kantonrechter er aan de pas komen voor een vervangende machtiging. Die wees het verzoek af.

De appartementseigenaar ging in hoger beroep bij het Gerechtshof waarop de beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen kan de appartementseigenaar wel zonder toestemming van de VvE een erfdienstbaarheid vestigen (dat bleek uit een artikel uit het wetboek en uit het splitsingsreglement), maar dan moet de aard van de erfdienstbaarheid wel in overeenstemming zijn met de bestemming die in de splitsingsakte is opgenomen. Hier was dat niet het geval omdat de bestemming volgens de splitsingsakte “tuin en berging” is.

Toestemming afwijkend gebruik

Toestemming voor een afwijkend gebruik kan slechts worden gegeven wanneer dat afwijkend gebruik tijdelijk van aard is, persoonlijk en eenvoudig is terug te draaien. Als dit alles niet het geval is, moet op grond van de wet een wijziging van de bestemming plaatsvinden door wijziging van de splitsingsakte. Uit de splitsingsakte moet volgens vaste jurisprudentie namelijk voor derden de goederenrechtelijke situatie kenbaar zijn. In de verzoekschriftprocedure kan de appartementseigenaar dus niet bewerkstelligen dat op basis van een correcte belangenafweging toestemming wordt verkregen voor een situatie die blijvend afwijkt van hetgeen in de splitsingsakte is bepaald. Het Hof volgt de appartementseigenaar niet in haar betoog dat haar verzoek betrekking heeft op een tijdelijke situatie die zal kunnen bestaan in afwachting van een wijziging van de splitsingsakte die ook volgens haar uiteindelijk wel nodig is.

De situatie die de appartementseigenaar wil bewerkstellingen is niet een tijdelijke, maar een permanente situatie. Als die eenmaal is gerealiseerd (en er een erfdienstbaarheid is gevestigd), is die in beginsel niet meer eenvoudig terug te draaien. Dat er een wijziging van de splitsingsakte op handen is die de door de appartementseigenaar gewenste situatie regelt, is nergens uit gebleken en ligt gelet op de stemverhoudingen tijdens de laatst gehouden VvE-vergadering ook niet voor de hand. Onder die omstandigheden kan dus in ieder geval niet op zo’n wijziging worden vooruitgelopen.

Het Hof gaat geheel voorbij aan de stelling van de appartementseigenaar dat het splitsingsreglement in dat geval een ‘dode letter’ wordt voor zover het splitsingsreglement bepaalt dat de VvE-vergadering toestemming kan verlenen voor een gebruik van een appartement dat afwijkt van de bestemming in de splitsingsakte. Immers, deze bepaling in het splitsingsreglement kan worden gebruikt voor een van de bestemming afwijkend gebruik dat wel voldoet aan de hierboven genoemde criteria. Dit betekent dat het de appartementseigenaar niet vrij staat om zonder wijziging van de splitsingsakte de door haar beoogde toestand, waarbij blijvend haar tuin wordt gebruikt als inrit ten behoeve van de buren, te bewerkstelligen. Het verzoek van de appartementseigenaar om een vervangende machtiging te verlenen kan daarom niet worden toegewezen en ook de overige verzoeken ketsen hierop af.

De les die uit dit verhaal kan worden getrokken is om bij feitelijke wijzigingen rond een appartementencomplex, altijd contact met de notaris op te nemen. De notaris is de specialist op het gebied van appartementsrechten. Had de appartementseigenaar vooraf haar licht opgestoken bij de notaris dan had haar dit veel tijd, kosten en moeite bespaard.

Stief- of pleegkinderen laten erven alleen bij testament

In het Nederlandse erfrecht wordt een verschil gemaakt tussen verschillende kinderen. Het is niet zo dat een stief- of pleegkind automatisch van u erft. Wat zijn verschillen in het nalaten van uw vermogen aan een juridisch kind (een “eigen” kind), een stiefkind en een pleegkind?

De juridische moeder van een kind is de vrouw uit wie een kind geboren wordt. Dit volgt uit onze wet. De vrouwelijke partner van de moeder van het kind kan sinds 1 april 2014 óók juridisch ouder worden, namelijk door het kind te erkennen of door het kind te adopteren. Zij wordt dan “duomoeder”.

De juridische vader van een kind is de man die getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met de moeder van het kind op het moment dat het kind geboren wordt. Als de man echter géén relatie met de moeder heeft, dan wel ongehuwd en niet als geregistreerd partner met de moeder samenwoont, dan verwerft hij die status van juridisch vader niet automatisch. In die gevallen moet de man het kind eerst hebben erkend. Voor de erkenning is wel de toestemming van de moeder nodig. Als het kind ouder is dan twaalf jaar op het moment dat u wilt erkennen, dan heeft u ook de toestemming van het kind zelf nodig. Als de moeder of het kind geen toestemming geeft, kunt u de rechtbank verzoeken vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning. De rechtbank zal alsdan ook rekening houden met de belangen van alle betrokkenen.

Een geadopteerd kind wordt juridisch gelijkgesteld aan een juridisch kind van een moeder of vader. Een juridisch kind en geadopteerd kind wordt in dit artikel hierna “eigen kind” genoemd.

Zonder testament erft alleen een eigen kind

Een stiefkind en een pleegkind erft wettelijk gezien van diens juridische ouders; dus niet van diens pleegouder(s) of stiefouders. Wil een stief- of pleegouder zijn of haar stief- of pleegkinderen ook mee laten erven, dan kan dat alleen door hen in een testament mede tot erfgenamen te benoemen.

Wordt een stief- of pleegkind niet genoemd in het testament van de stiefouder, dan kan deze geen beroep doen op een minimaal deel van de nalatenschap. Dat recht blijft voorbehouden aan de eigen kinderen. Het stiefkind moet dan berusten in het feit dat zijn of haar stiefouder hem of haar niet mee laat erven.

Erfbelasting eigen kind en stiefkind

Als het huwelijk of het geregistreerd partnerschap tussen de ouder en de stiefouder wordt ontbonden door overlijden wordt een stiefkind voor de erfbelasting gelijkgesteld met een “eigen” kind.

Voor de erfbelasting heeft het eigen kind een vrijstelling van € 22.918,–. Erft het kind meer dan de vrijstelling, dan betaalt deze over de eerste € 138.642,– tien procent erfbelasting en daarboven twintig procent.

Als het huwelijk of geregistreerd partnerschap van de ouder en stiefouder door echtscheiding wordt ontbonden dan wordt een verkrijging uit de nalatenschap van de ex-stiefouder zwaarder belast. Enerzijds omdat de vrijstelling voor hen dan wordt beperkt tot € 2.418,– (vrijstelling derden) en anderzijds omdat hetgeen wordt verkregen boven die vrijstelling dan wordt belast met dertig procent erfbelasting over de eerste € 138.642,– en daarboven tegen veertig procent (het derdentarief).

Erfbelasting pleegkind

Een pleegkind wordt voor de erfbelasting als kind aangemerkt als het pleegkind tenminste vijf jaar door de pleegouder werd opgevoed en onderhouden voordat het pleegkind 21 jaar werd of trouwde. Bovendien moet de pleegouder het kind aantoonbaar voor tenminste veertig procent uit eigen geld hebben onderhouden. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan dan erft het pleegkind wel maar is diens erfrechtelijke verkrijging belast tegen het voormeld derdentarief, dat van toepassing is op de verkrijging na aftrek van voormelde vrijstelling derden.

De in dit artikel genoemde vrijstellingen en percentages gelden overigens voor het jaar 2023 en kunnen veranderen.

Wilt u meer informatie voor het opstellen van in uw situatie passend testament? Bel ons voor het maken van een afspraak.