De onvindbare erfgenaam

Wanneer iemand is overleden komt het soms voor dat een erfgenaam onvindbaar is. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals verloren contact of geen bekende adresgegevens. Een oorzaak kan ook zijn dat er geen testament is gemaakt en blijkt dat er mogelijk alleen nog maar achterneven of achternichten of verdere afstammelingen van deze personen de erfgenamen zijn en een deel van de stamboom van de overledene moeilijk terug te vinden is.

Op grond van het Burgerlijk Wetboek heeft iedere erfgenaam recht op zijn of haar deel van de nalatenschap en daarom is het van belang om elke mogelijke inspanning te leveren om de onvindbare erfgenaam op te sporen. De eerste stap is contact opnemen met familieleden, vrienden of kennissen van de overledene om na te vragen of zij weten waar de erfgenaam zich bevindt. Als dat niet lukt kan de notaris worden gevraagd een onderzoek te beginnen door in de gemeentelijke registers van de burgerlijke stand onderzoek te doen. Soms kan ook een genealogisch bureau uitkomst bieden dat door de notaris wordt ingeschakeld. Alles met elkaar kan dat wel veel tijd gaan kosten.

Vereffenaar

Als alle redelijke inspanningen zijn gedaan om de erfgenaam op te sporen en deze nog steeds niet gevonden kan worden, is er echter wel een oplossing om de nalatenschap verder te kunnen afhandelen zodat de bekende erfgenamen uiteindelijk hun deel kunnen ontvangen.

De nalatenschap kan immers niet afgehandeld worden voordat alle erfgenamen daarmee hebben ingestemd. Voordat iedereen heeft ingestemd kan bijvoorbeeld de woning van de overledene niet worden verkocht en kunnen de rekeningen niet worden betaald van diens bankrekening omdat die rekening geblokkeerd is. Een juridische oplossing is om een wettelijk vereffenaar aan te laten stellen op grond van het erfrecht. Deze persoon kan dan de nalatenschap van een overleden gaan afhandelen. Dit kan een notaris zijn of een andere bevoegde persoon.

De bevoegdheid om een vereffenaar te benoemen ligt bij de rechtbank en het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank van het rechtsgebied waar de overledene woonde. Het verzoek moet de redenen voor het benoemen van een vereffenaar bevatten, evenals het bewijs van de inspanningen om de onvindbare erfgenaam te lokaliseren. De rechter zal het verzoek beoordelen en beslissen of het benoemen van een vereffenaar gerechtvaardigd is. Als de vereffenaar is benoemd is deze vervolgens verantwoordelijk voor het afwikkelen van de nalatenschap en heeft de taak om de bezittingen en schulden van de overledene te inventariseren, de schulden af te lossen en de bezittingen te verdelen onder de erfgenamen.

De vereffenaar is wettelijk verplicht om het deel dat voor de onvindbare erfgenaam is te bewaren tot deze persoon alsnog wordt gevonden. Mochten er in een nalatenschap uiteindelijk toch geen erfgenamen tot in de 6e graad (kort gezegd overgrootouders en afstammelingen daarvan) te vinden zijn, of mocht er 20 jaar lang geen aanspraak zijn gemaakt op de erfenis, dan vervalt de erfenis aan de Staat. Het ministerie van Financiën wordt verzocht om het geld te mogen storten in de consignatiekas. Van de storting vindt publicatie plaats op internet en in de Staatscourant. Een erfgenaam die zich meldt met een officiële notariële verklaring van erfrecht kan dit bedrag dan nog 20 jaar lang opeisen.

Heeft u vragen over het opstellen van een testament of de afwikkeling van uw eigen of een andere nalatenschap? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Maximale termijn bestuurders stichting niet laten verlopen

In statuten van sommige stichtingen staan maximale bestuurstermijnen. In een aantal gevallen kan dat erg handig zijn. U voorkomt dat er mensen blijven kleven aan het pluche, er is een verplichting om als bestuurder na een bepaalde periode op te stappen.

Veel vaker blijkt dat het sowieso heel moeilijk is om bestuurders te vinden. U bent mogelijk al blij als er een of meer bestuurder(s) zijn. Als u kiest of heeft gekozen voor een maximale zittingstermijn van bestuurders, moet u wel alert zijn op de einddata van zittingstermijnen van bestuurders. Zodra de zittingstermijn van alle bestuurders is verlopen heeft de stichting geen rechtsgeldig bestuur meer. Op verzoek van de oud bestuursleden zal de rechtbank in die gevallen een nieuwe bestuurder benoemen.

U kunt dergelijke problemen voorkomen als er door het bestuur van de stichting eerder en adequaat naar de statuten wordt gekeken. Immers, het aanpassen van zittingstermijnen via statutenwijziging is een eenvoudige, makkelijke en simpele oplossing. In een dergelijke zaak voor de rechtbank bleek dat de bestuurders zich van geen kwaad bewust waren en derhalve nietige statutenwijzigingen en besluiten hadden doorgevoerd omdat ten tijde van het nemen van de besluiten de zittingstermijn al lang en breed verlopen was. Dat betekende dat de nieuwe bestuurder zijn termijn moest beginnen met het bekrachtigen of het opnieuw nemen van de diverse besluiten om daarmee ellende uit het verleden weg te poetsen.

Wilt u meer weten over de voor en nadelen van het al dan niet opnemen van zittingstermijnen in statuten? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Waarde woning na overlijden op basis van WOZ of waarde in economisch verkeer

Waardebepaling van een ouderlijke woning na overlijden van ouders roept nogal eens vragen op. Bij het overlijden van de eerste ouder is waardering op grond van de WOZ-waarde vereist. Dat is de waarde die in de aangifte erfbelasting moet worden meegenomen. Bij het overlijden van de eerste ouder krijgen de kinderen over het algemeen een vordering op de langstlevende ouder. Hoe moet bij de vaststelling van de hoogte van de vordering de woning dan worden gewaardeerd?

De werkelijke waarde van een huis is in de praktijk meestal hoger dan de WOZ-waarde. In de meeste gevallen is er sprake van een gemeenschap van goederen tussen beide ouders, dan telt de helft van de WOZ-waarde mee voor de waarde van de nalatenschap van de eerstoverleden ouder. De langstlevende ouder krijgt dan (de beschikking over) alles, de kinderen ontvangen een niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder. Die heeft dan een schuld aan de kinderen, de overbedelingsschuld.

De waarderingsbasis in de Successiewet – de WOZ-waarde – geldt niet voor de waardebepaling van de woning in de overbedelingsschuld. De overbedelingsschuld wordt opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder en wordt dan gewaardeerd op basis van de waarde in het economisch verkeer. Het verschil tussen de WOZ-waarde en de uiteindelijk werkelijke waarde wordt niet belast met erfbelasting.

Als de langstlevende ouder rente over de overbedelingsschuld aan de kinderen betaalt, kan dat een flink fiscaal voordeel opleveren. Of dat werkelijk zo is hangt af van uiteenlopende factoren, zoals leeftijd van de langstlevende, aanwezigheid van voldoende liquiditeiten bij overlijden van de eerste ouder, en nog andere factoren. Als er geen rentebepaling wordt opgenomen, kan dat bij het eerste overlijden ook betekenen dat de kinderen minder erfbelasting hoeven te betalen.

Wilt u meer weten over de voor- en nadelen van het opnemen van een rentebepaling voor de overbedelingsschuld? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Acht maanden na overlijden belastingrente over erfbelasting

De Belastingdienst heeft een waarschuwing voor nabestaanden laten uitgaan waarin zij aangeeft dat acht maanden na overlijden belastingrente zal worden geheven over de erfbelasting. De Belastingdienst gaat die rente berekenen als de aangifte erfbelasting later binnen is dan acht maanden na de overlijdensdatum.

De renteberekening gaat ook op als de Belastingdienst de definitieve aanslag vaststelt en daarbij moet afwijken van de aangifte. Dat kan bijvoorbeeld omdat de aangifte niet juist of onvolledig is. Bij afwijking brengt de Belastingdienst dan ook belastingrente in rekening. De waarschuwing is gepubliceerd op het Forum Fiscaal Dienstverleners. U kunt de rente voorkomen door óf een aangifte volledig en helemaal correct te versturen vóór de termijn van acht maanden na overlijden óf binnen die termijn een voorlopige aanslag aan te vragen.

Is het bedrag aan erfbelasting op de voorlopige aanslag lager dan het bedrag aan belasting op de definitieve aanslag dan moet er mogelijk over dat resterende deel ook belastingrente worden betaald.

De termijn, waarover de Belastingdienst belastingrente berekent, begint te lopen vanaf acht maanden na het overlijden, ook als iemand vóór het verstrijken van de termijn van 8 maanden uitstel voor het indienen van de aangifte vraagt.

Wilt u meer weten over het doen van aangifte erfbelasting? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Onderzoek naar wettelijke regeling meerouderschap voortgezet

Het demissionaire kabinet zet de onderzoeken naar de mogelijke invoering van meerouderschap en -gezag voort. Naar verwachting worden de resultaten begin 2024 met de Tweede Kamer gedeeld.

Dat melden de minister voor Rechtsbescherming en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief aan de Tweede Kamer. Aanleiding voor de onderzoeken is het advies van de Staatscommissie herijking ouderschap uit 2016. Daarin wordt voorgesteld meer dan 2 juridische ouders en meer dan 2 personen met gezag mogelijk te maken. De Staatscommissie heeft geadviseerd om een brede regeling te treffen voor verschillende meeroudersituaties, niet alleen voor regenbooggezinnen, maar ook voor stiefouders en pleegouders.

Maatschappelijke context

Een interdepartementale werkgroep heeft nader onderzoek uitgezet naar de maatschappelijke behoefte aan een regeling, afbakening van de doelgroep voor een regeling, het belang van het kind, en de impact op bestaande wet- en regelgeving. Er zijn gesprekken gevoerd met het maatschappelijk middenveld. In focusgroepen is beter zicht gekomen op de problemen en het leed dat meeroudergezinnen ervaren vanwege het ontbreken van een wettelijke regeling van meerouderschap en -gezag.

Standpunt demissionair kabinet

Het demissionaire kabinet erkent dat in onze samenleving meeroudersituaties bestaan. Het zal zelf geen beslissing nemen over de invoering van meerouderschap en -gezag, maar acht het wel van belang om de besluitvorming zo goed mogelijk voor te bereiden. Daarom zijn verschillende onderzoeken uitgezet. De eerste resultaten daarvan worden naar verwachting begin 2024 met de Tweede Kamer gedeeld.

Fiscale regelingen overdrachtsbelasting mogelijk op de schop

Het ministerie van Financiën gaat onderzoek doen naar de vrijstellingen en andere fiscale regelingen binnen de overdrachtsbelasting. De komende jaren worden 20 vrijstellingen, het verlaagde tarief voor woningen en de tariefdifferentiatie in de overdrachtsbelasting geëvalueerd.

Sinds 2011 geldt een verlaagd tarief voor woningen. En sinds 2021 gelden er voor verschillende doelgroepen verschillende tarieven bij het kopen van een woning. Kopers onder de 35 jaar betalen bijvoorbeeld geen overdrachtsbelasting voor woningen met een koopprijs van maximaal € 440.000. Dit wordt de startersvrijstelling genoemd. Wie geen starter is maar wel een woning koopt om er zelf in te wonen, betaalt 2% overdrachtsbelasting. In andere gevallen moet 10,4% worden betaald.

Tariefdifferentiatie

In 2024 wordt volgens de verkenning deze tariefdifferentiatie voor particuliere kopers geëvalueerd, inclusief de startersvrijstelling. In 2025 staat de volgende evaluatie op het programma: vrijstellingen in de overdrachtsbelasting voor ondernemers. Vervolgens wordt in 2026 gekeken naar vrijstellingen voor natuur en landbouw en in 2027 naar vrijstellingen van technische of notariële aard.

Door buurman geannexeerde grond moet terug naar nieuwe koper buurperceel

Wat zijn de rechten van de oorspronkelijke eigenaar als buurman al een kwarteeuw een deel van diens tuin bij zijn eigen perceel heeft getrokken? Kan een koper van de woning van de benadeelde eigenaar die grond terugvorderen? Die vraag werd onlangs aan het Hof Den Haag voorgelegd nadat de rechter de vordering van de koper tegen de buurman had toegewezen.

Het Hof ging mee met het vonnis van de rechter. De motivering daarachter was dat de buurman wist dat het betreffende stuk grond niet zijn eigendom was, waarmee hij destijds te kwader trouw en onrechtmatig heeft gehandeld. Punt van aandacht hierbij was dat de buurman onrechtmatig had gehandeld ten opzichte van de vorige eigenaar en niet ten opzichte van de koper. Daarmee zou de oorspronkelijke eigenaar van de woning – verkoper – eigenlijk de terugvordering moeten eisen en niet de koper. Zowel rechtbank als Hof vonden echter dat met de verkoop de vordering rechtsgeldig aan de koper is overgedragen. Dat komt omdat in de leveringsakte was opgenomen dat alle aanspraken van de verkoper met betrekking tot de verkochte onroerende zaak tegenover derden ook aan de koper worden geleverd. Uit de leveringsakte bleek ook dat de oppervlakte van het gekochte overeen komt met het perceel inclusief de door de buurman geannexeerde grond.

De buurman werd uiteindelijk veroordeeld tot het terugleveren van de “wederrechtelijk in bezit genomen zaak” aan de benadeelde partij, in casu de koper van het buurperceel met woning.

Wilt u meer weten over uw rechten bij het in gebruik zijn van een deel van een buurperceel? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Gelijkwaardigheid aandelenverhouding dga’s schept verplichtingen

BV’s met meerdere aandeelhouders als bestuurder zijn in veel gevallen gebaseerd op een gelijkwaardige verhouding tussen de aandeelhouders. Elk van hen bezit dat evenveel aandelen. Dat schept verplichtingen in de besluitvorming. Elk van de aandeelhouders moet daarbij volwaardig betrokken worden.

Dat bleek uit een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij twee aandeelhouders in een deelneming ieder een belang had van 50%. Een van hen had eenzijdig op een aandeelhoudersvergadering besloten aandelen aan hemzelf uit te geven en de statuten van de deelneming te wijzigen waardoor de andere aandeelhouder niet hoefde te worden betrokken bij de aandelenuitgifte. De daarvoor noodzakelijke notariële akten waren ook gepasseerd. De andere aandeelhouder kon daarmee statutair niet langer zijn aan zijn aandelen verbonden rechten uitoefenen en werd daarom ook niet opgeroepen voor de aandeelhoudersvergadering en ook niet geïnformeerd over de besluiten en de notariële akten.

Redelijkheid en billijkheid

Alle reden voor de tweede aandeelhouder om deze handelwijze voor te leggen aan de rechter. Daar kreeg hij zijn gelijk, de rechtbank vernietigde het besluit tot statutenwijziging en aandelenemissie. De rechter oordeelde dat dit in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Bij aanvang van de deelneming hadden beide aandeelhouders afgesproken om gelijkwaardig samen te weren, zowel als aandeelhouder als bestuurder. Dat heeft tot gevolg dat verhoudingen niet buiten deze afspraken mogen worden veranderd. Als dat al moet gebeuren, dan moeten partijen de belangen en het daarbij gevoerde beleid tegen elkaar afwegen en gemotiveerd aan aandeelhouders kenbaar maken. Daarmee kan de rechter de redelijkheid en billijkheid beoordelen.

Wilt u meer weten over de haken en ogen bij besluitvorming in BV’s waar het gaat om aandeelhouders belangen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Poortwachters slaan handen ineen om witwassen beter te bestrijden

Een nationaal coördinator vanuit de overheid, informatiedeling tussen poortwachters in de keten en een onderling waarschuwingssysteem om criminelen te weren. Deze en andere voorstellen doen banken, verzekeraars, makelaars, trustkantoren, notarissen (poortwachters) en ondernemers in het rapport ‘Krachten gebundeld, naar een effectievere en efficiëntere invulling van de poortwachtersrol in Nederland’ om de aanpak van witwassen, terrorismefinanciering en naleving van sancties in ons land fors te verbeteren.

Het rapport focust op onderlinge samenwerking – ook publiek-privaat – en gaat in op wat poortwachters zelf kunnen doen en waar zij ondersteuning van de overheid nodig hebben. Doel is ook ervoor te zorgen dat bonafide klanten zo min mogelijk last hebben van alle anti-witwasmaatregelen en sanctiecontroles die poortwachters verplicht moeten uitvoeren.

Het is uniek dat de verschillende zogeheten poortwachters – NVB (banken), Verbond van Verzekeraard, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB, notarissen), Holland Quaestor (trustkantoren) en NVM en VBO (makelaars en taxateurs – de krachten hebben gebundeld. Samen met MKB-Nederland en VNO-NCW hebben zij KPMG opdracht gegeven om te onderzoeken hoe zij vanuit hun poortwachtersrol zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen bijdragen aan witwasbestrijding, terrorismebestrijding (Wwft) en naleving van de Sanctiewet.

Belemmeringen in de praktijk

Poortwachters ervaren in de praktijk nogal wat knelpunten en belemmeringen bij de uitvoering van hun wettelijke taken. Zo missen ze ondersteuning, duidelijke sturing en prioritering vanuit de overheid, kampen ze met conflicterende wet- en regelgeving en lopen zij het risico hard te worden aangepakt als ze volgens diezelfde overheid hun rol in niet goed genoeg vervullen. Met als gevolg dat zij zich in sommige situaties gedwongen voelen meer te doen dan nodig is: het rule-based invullen van risicogebaseerde normen of een compliance-gerichte naleving om maar te kunnen aantonen dat ze aan alle vereisten hebben voldaan.

Klanten, zowel ondernemers als burgers, hebben daar steeds meer last van: herhaalde, disproportionele verzoeken om informatie en documentatie, hogere kosten, langere doorlooptijden en particulieren en bedrijven met verhoogde integriteitsrisico’s die te maken kunnen krijgen met een weigering of beperking van (financiële) dienstverlening. Denk daarbij aan politiek prominente personen (PEP’s), een winkelier die meer cash in de winkel heeft omdat er veel toeristen komen die contant afrekenen of een exporteur van Nederlandse voertuigen. Niet crimineel, maar wel meer risico’s.

Waarschuwingssysteem en informatiedeling

Met meer (onderlinge) samenwerking, de inzet van technologie en centrale sturing vanuit de overheid kunnen wij forse stappen voorwaarts zetten, aldus de poortwachters in hun onderzoeksrapport. Ze willen toewerken naar een onderling waarschuwingssysteem, zoals de banken en verzekeraars dat al kennen bij fraude, en onderlinge informatiedeling, zodat ze beter in staat zijn risico’s in kaart te brengen en daarop te reageren. De poortwachters erkennen het spanningsveld tussen effectieve witwasbestrijding en bescherming van de privacy. Bij de verdere uitwerking van de plannen gaan zij hierover in gesprek met deskundigen en de Autoriteit Persoonsgegevens.

Stroomlijnen

De poortwachters willen ook de mogelijkheid onderzoeken van een gezamenlijke voorziening, waar andere landen al mee experimenteren. In zo’n systeem worden beschikbare data – altijd met toestemming van de klant – hergebruikt, geactualiseerd en verrijkt, waardoor herhaalde uitvragen bij die klant niet meer nodig zijn. Ook het stroomlijnen van de verschillende werkwijzen bij het accepteren van een klant kan de effectiviteit verhogen. Nu moet de koper van een huis bijvoorbeeld bij alle poortwachters in de keten – makelaar, bank, notaris – iedere keer opnieuw dezelfde gegevens aanleveren.

Nationaal coördinator

Ook pleiten poortwachters voor een nationaal coördinator die vanuit de overheid de regie pakt in de nationale anti-witwasaanpak. Die aanpak is nu te gefragmenteerd en te weinig gebaseerd is op daadwerkelijke risico’s. Zij hebben behoefte aan een ondersteunende overheid, die met één stem spreekt, belemmeringen wegneemt en inzet op meer structurele publiek-private samenwerking om criminelen de pas af te snijden.

Poortwachters leveren een geweldige inspanning om alle mogelijke risico’s op witwassen tegen te gaan, maar constateren dat die van de overheid daarmee geen gelijke tred houdt. Criminelen tegenhouden lukt alleen als ook de overheid extra investeert om meldingen nader onder de loep te nemen, de boeven daadwerkelijk op te pakken en dit terug te koppelen aan de poortwachters.

Nieuw kabinet

Poortwachters zijn onvoldoende in staat efficiënt en effectief hun werk te doen. Bonafide ondernemers lijden hieronder en criminelen kunnen vrijwel ongestoord hun gang gaan via ondergrondse bankiers. Het nieuwe kabinet heeft de belangrijke taak de regie te pakken zodat poortwachters criminelen kunnen tegenhouden, zonder dat ondernemers en burgers daar onnodig last van hebben.

Meer mensen toegang tot een hypotheek met NHG

De NHG-grens voor hypotheekleningen wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar €435.000. Deze verhoging maakt het voor meer mensen mogelijk om een woning te financieren met de bescherming van NHG. NHG biedt een vangnet als woningeigenaren te maken krijgen met financiële problemen, gedwongen verkoop of restschulden.

Hoewel de impact van NHG verder reikt, kan een woning alleen met NHG gefinancierd worden als deze onder de NHG-grens valt. Ruim 40% van alle koopwoningen in Nederland hebben een hypotheek met NHG. Zowel de borgtochtprovisie – het eenmalige bedrag dat iemand voor een hypotheek met NHG betaalt – als de NHG-grens worden jaarlijks opnieuw bepaald via een vastgestelde methodiek, gebaseerd op de gemiddelde woningwaarde. Hiervan is het doel enerzijds stabiliteit op de woningmarkt creëren en anderzijds zorgen dat mensen toegang behouden tot een hypotheek met NHG. In september was de gemiddelde koopsom van een bestaande woning € 422.000.

Bescherming

De nieuwe NHG-grens neemt in 2024 toe tot € 435.000 euro, een stijging van € 30.000 ten opzichte van de huidige grens van € 405.000. Voor mensen die de woning willen verduurzamen is extra leenruimte beschikbaar. Met Energie Besparende Voorzieningen wordt de NHG-grens in 2024 € 461.100. De borgtochtprovisie – de kosten voor het afsluiten van een hypotheek met NHG – blijft gelijk aan die in 2023, namelijk 0,6% van het totale hypotheekbedrag. NHG zet zich in voor een duurzaam en betaalbaar thuis, ook als het tegenzit. Dankzij de verhoging van de NHG-grens komen meer huizenkopers in aanmerking voor de voordelen van NHG, waaronder een veiligere financiële positie en een lagere rente. Met name starters maken veel gebruik van NHG.

De NHG-grens en -borgtochtprovisie zijn vastgelegd in de Voorwaarden & Normen, die NHG uiterlijk 1 november publiceert en per 1 januari 2024 ingaan.

Bron: NHG