Soms wel en soms geen vergoedingsrecht voor vermogensverschuiving binnen huwelijk

Binnen huwelijken wordt door een van de partners wel eens vermogen verschoven naar de andere partner. Normaal gesproken ontstaat er dan een vergoedingsrecht, behalve als er goede reden is voor de vermogensverschuiving. Wat kan een goede reden zijn?

In het huwelijksvermogensrecht is in 2018 de wettelijke gemeenschap van goederen herzien. Tot die wijziging trouwden mensen in een algehele gemeenschap van goederen. Na de wijziging trouwen mensen – als zij geen huwelijkse voorwaarden maken – in beperkte gemeenschap. Dat betekent dat de verschillen in vermogens van beide echtgenoten blijven bestaan. Dan kan bijvoorbeeld de vraag ontstaan of er een vergoedingsrecht ontstaat als de ene echtgenoot voor de ander een verbouwing financiert, de hypotheek voor een deel aflost of een auto koopt. Ontstaat er dan een recht op vergoeding of niet?

Vergoedingsrecht

De algemene regel is bij verschuiving van vermogen van de ene naar de andere echtgenoot een vergoedingsrecht ontstaat. Alleen als daar een goede r4eden voor is, kan worden afgeweken van deze regel. Zo’n goede reden kan bijvoorbeeld zijn dat beide echtgenoten er onderling andere afspraken over hebben gemaakt. Een andere goede reden kan zijn dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als er nog een vergoeding moet worden betaald. Dat laatste kan zijn als een verbouwing al heel lang gelden plaatsvond of een aangekochte auto helemaal is afgeschreven.

Overigens speelt bewijsrecht een belangrijke, meestal doorslaggevende rol in procedures over vergoedingen. Degene die de vergoeding wil hebben moet bewijzen dat er een vermogensverschuiving is, bijvoorbeeld in de vorm van door hem of haar betaalde rekeningen. Als dat bewezen kan worden moet degene die de vergoeding zou moeten betalen – om die betaling te voorkomen – moeten bewijzen dat er een rechtvaardiging was voor die vermogensverschuiving, bijvoorbeeld een schenking.

Wilt u meer weten over vermogensverschuiving binnen het huwelijk of andere samenlevingsvorm? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Geen boete na afzien van koop speculatiegrond

Een koper van speculatieve landbouwgrond die zich misleid voelt door de verkoper hoeft geen boete te betalen voor het niet nakomen van de koop. Dit heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland bepaald. Het is de tweede keer in korte tijd dat een rechter in zo’n zaak in het voordeel van de koper oordeelt.

De koper heeft voor bijna 65.000 euro speculatieve landbouwgrond gekocht. Nadat de notaris hem nadrukkelijk heeft gewezen op het zeer speculatieve karakter hiervan, wil hij van de koop af en betaalt de koopprijs niet. De verkoper heeft de koop daarop buitengerechtelijk ontbonden en maakt aanspraak op de contractuele boete van 20 procent van de koopprijs, ongeveer 13.000 euro. De koper wil de boete niet betalen en beroept zich op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van oneerlijke handelspraktijken. De kantonrechter is het hiermee eens.

Misleidende handelspraktijk

Volgens de kantonrechter is sprake van een uiterst speculatieve en risicovolle belegging, waarover de verkoper geen open kaart heeft gespeeld. De verkoper heeft zich daarmee bediend van een misleidende handelspraktijk zoals bedoeld in artikel 6:193c BW. Ook heeft de verkoper essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen, in de fase voorafgaand aan de ondertekening van de koopovereenkomst weggelaten. Daarmee is volgens de kantonrechter sprake van een misleidende omissie als bedoeld in artikel 6:193d BW.

Vernietiging koopovereenkomst

Nu de conclusie is dat de verkoper zich heeft bediend van misleidende en daarmee oneerlijke handelspraktijken, aanvaardt de kantonrechter het beroep van de koper op vernietiging van de koopovereenkomst. Dit betekent dat de verkoper daarvan geen nakoming kan vorderen en de koper ook geen contractuele boete verschuldigd is.

Eerdere uitspraak

In een eerdere vergelijkbare zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat een koper van speculatieve landbouwgrond die zich misleid en onder druk gezet voelde door de verkoper de koop niet hoeft na te komen.

Bron: KNB

Vraagtekens bij bepaling winst en vermogen maatschappelijke bv

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft nog geen duidelijkheid over de eisen, beperkingen en waarborgen die moeten gelden bij het regelen van de winst en het vermogen van de maatschappelijke bv. Het voorontwerp is voorgelegd aan een aantal deskundigen.

De minister wil weten of de ontworpen bepalingen voldoende effectief en praktisch werkbaar zijn. Als zij dat ontkennend beantwoorden, wil de minister weten waarom, en welke betere bepalingen zouden moten worden opgenomen. Na antwoord van de deskundigen neemt de minister een besluit over de voortgang van dit traject.

Het wetgevend traject voor een maatschappelijke bv is een langlopend traject. De consultatie over het wetsvoorstel is in 2021 gehouden, het proces zal nog wel even lopen.

Het kabinet wil de regelgeving en het speelveld voor bedrijven met sociale of maatschappelijke doelen verbeteren met een maatschappelijke bv. Er komt een nieuwe juridische vormgeving van sociaal ondernemerschap. Sociale ondernemingen kunnen de status van maatschappelijke bv (BVm) krijgen.

Sociale ondernemingen zijn onder meer actief bij maatschappelijke vraagstukken als bijvoorbeeld energie en klimaat, zorg, onderwijs en veiligheid. Met de BVm zijn zij daarmee herkenbaar als

een bedrijf dat maatschappelijke impact vooropstelt boven het uitkeren van winst aan aandeelhouders. De winst blijft voor een aanzienlijk deel beschikbaar voor het realiseren en uitbouwen van maatschappelijke impact.

Hypotheekrente familiehypotheken niet beperkt

De hypotheekrente voor familiehypotheken gaat niet beperkt worden. Vanuit de Tweede Kamer was bij sommige partijen weerstand tegen het vermeende voordeel van de familiehypotheek ten opzichte van de afgeschafte jubelton. Het kabinet ziet geen bevoordeling ten opzichte van belastingplichtigen die een lening afsluiten bij een financiële instelling. Dat voordeel ziet het kabinet ook niet als de leners een schenking gebruiken voor rente of aflossing in vergelijking met schenkingen die aan andere doelen wordt besteed.

Een familiehypotheek kan een uitkomst zijn als de bank niet meer dan 100 procent van de waarde van de woning wil financieren. Ouders kunnen het bedrag dat bijvoorbeeld nodig is voor eventuele bijkomende kosten of een verbouwing lenen.

De bank telt de schuld die het kind heeft bij de ouders wel mee bij de berekening van het bedrag dat het kind mag lenen. Het is mogelijk dat de bank daarom alsnog een streep zet door de lening bij de bank omdat het inkomen niet genoeg is om beide leningen te financieren.

Overeenkomst

Net als bij een hypotheek bij een bank moet de familiehypotheek worden vastgelegd in een overeenkomst. Daar moeten beide partijen zich aan houden. In de overeenkomst staat onder meer de rente en de aflossing die het kind moet betalen.

Om gebruik te kunnen maken van de hypotheekrenteaftrek mag de rente niet veel lager of hoger zijn dan wat een bank zou vragen voor dezelfde lening. De lening moet dus te vergelijken met een lening bij een bank. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, mag de hypotheekrente worden afgetrokken in de aangifte van de inkomstenbelasting.

Schenken

De ouders hoeven over de ontvangen rente geen belasting te betalen. Ook kunnen zij het bedrag dat het kind jaarlijks aan rente en aflossen betaalt schenken. Het is aan te raden daarbij rekening te houden met het jaarlijkse bedrag dat ouders belastingvrij mogen schenken aan hun kinderen, in 2024 is dat € 6.633.

Wilt u meer weten over de familiehypotheek? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Voorkom complicaties bij familielening eigen woning

Met de huidige hoge huizenprijzen is het voor veel mensen, met name starters op de woningmarkt lastig om de financiering rond te krijgen. Veel reguliere banken verstrekken niet meer hypotheeklening dan circa zes keer een bruto jaarsalaris. Een simpel rekensommetje leert ons dan dat het zeker voor een alleenverdiener lastig wordt om in de huidige markt een woning te kunnen kopen. Wat we in de praktijk steeds meer zien gebeuren is dat er geld voor de aankoop van een eigen woning wordt geleend bij ouders of andere familieleden, de zogenaamde familielening. Vaak zien we ook een combinatie van een lening bij een reguliere bank, aangevuld met een familielening.

Net als bij een reguliere eigen woningfinanciering is het bij de familielening van belang om de gemaakte afspraken goed vast te leggen. Wil de koper de afgesproken rente fiscaal aftrekken dan moet er sprake zijn van zakelijke voorwaarden. Dit betekent dat er een min of meer marktconforme rente moet worden afgesproken en de hele lening moet in maximaal 30 jaar worden afgelost. Daarnaast is het van belang dat de gemaakte afspraken – net als bij een commerciële bank – worden vastgelegd in een hypotheekakte.

Situatie bij overlijden

Aangezien de lening veelal wordt verstrekt voor een lange periode van bijvoorbeeld 30 jaar kan het voorkomen dat gedurende de looptijd bijvoorbeeld een van de betrokken partijen komt te overlijden.

Bij een gezin met meerdere kinderen waarvan een kind een familiehypotheek bij de ouders heeft gesloten en de ouders komen te overlijden is het van belang dat de andere kinderen niet hun deel van de vordering opeisen. Als in de hypotheekakte een looptijd van 30 jaar is afgesproken dan loopt de lening – ondanks het overlijden van de oorspronkelijke schuldeisers – gewoon door. Een deel van verplichting valt dan weg aangezien het kind gedeeltelijk eigen schuldeiser is geworden. De rest van de rente en aflossing wordt dan (maandelijks) betaald aan de andere kinderen.

Als de afspraken niet goed zijn vastgelegd (via de notaris) en de verhoudingen binnen het gezin niet optimaal zijn, kan het overlijden van de ouders tot problemen lijden bij het kind met de familielening. De andere kinderen zullen namelijk hun deel van de vordering kunnen opeisen, waarbij ze overigens volledig in hun recht staan. Het valt dan maar te bezien of een commerciële bank de lening wil overnemen. In het slechtste geval zal de woning verkocht moeten worden om de andere kinderen te kunnen uitbetalen.

Geen rente

Bij een familielening kan ook worden afgesproken dat het kind helemaal geen rente hoeft te betalen. In dat geval is er in de ogen van de fiscus sprake van een schenking van een bedrag gelijk aan de normale/zakelijke rente. Gaat het bijvoorbeeld om een lening van € 250.000,- dan zou de rente bij een bank normaal gesproken € 10.000,- per jaar bedragen. Het vrijgestelde bedrag tussen ouder en kind is voor dit jaar ruim € 6.600,- er is dus sprake van een schenking van € 3.400,-. Hierover moet het kind dan 10% schenkbelasting betalen ofwel € 340,- dat is dus te overzien.

Als er meerdere kinderen zijn waarvan er één een goedkope lening bij de ouders heeft dan kunnen de ouders in hun testament vastleggen dat het genoten voordeel later met het erfdeel van het kind verrekend moet worden.

Speelt u met de gedachte een familielening te verstrekken of aan te gaan? Laat u dan vooraf goed informeren over de juridische en fiscale gevolgen hiervan. De notaris kan u wegwijs maken in alle ins en outs die bij de familielening komen kijken.

Huwelijkse voorwaarden vlak voor overlijden geen belastingontduiking

Ook tijdens huwelijk kunt u huwelijkse voorwaarden afspreken. Daarin kunt u vermogen van de ene partner op de andere overbrengen. Het maakt niet uit of een van daarin voor een groter, kleiner of gelijk deel wordt gerechtigd, in alle gevallen is er sprake van niet-belaste schenking. De vraag is of dat zo is als huwelijkse voorwaarden worden aangegaan vlak voor een overlijden waarin de langstlevende partner sterk wordt bevoordeeld ter voorkoming van belasting.

In uitzonderlijke gevallen kan het aangaan van huwelijkse voorwaarden als wetsontduiking worden aangemerkt. In die gevallen valt de verschuiving van vermogen onder de regels van het erfrecht. Wanneer is dat het geval?

Erfbelasting wordt geheven over de waarde van alles wat wordt op grond van erfrecht ten deel valt aan de erfgenamen of andere begunstigden. In dezelfde wet waarin het erfrecht wordt geregeld, wordt ook de schenkbelasting geregeld. Een van die regels is dat schenkbelasting wordt geheven over de waarde van alles wat wordt verkregen door schenking. Schenkingen die vallen binnen de termijn van 180 dagen vóór het overlijden van de schenker hebben plaatsgevonden, worden belast alsof zij krachtens erfrecht zijn verkregen.

De belastinginspecteur is geneigd om gevallen waarin bij huwelijkse voorwaarden binnen 180 dagen voor het overlijden altijd uit te gaan van een 50/50 verdeling en niet van de afgesproken ongelijke verdeling in de huwelijkse voorwaarden.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft onlangs nog eens benadrukt dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden geen schenking inhoudt, ook niet als de echtgenoten volgens de huwelijkse voorwaarden voor ongelijke delen recht hebben op de goederen van de huwelijksgemeenschap.

Uitzonderingen daarop zijn volgens de Hoge Raad als:

1.het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest, en bovendien

2.de vermogensverschuiving tussen de echtgenoten en het vervolgens overlijden van één van hen niet zou worden beschouwd als onderdeel van de nalatenschap, omdat bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden duidelijk was dat de echtgenoot met het kleinste aandeel in het vermogen eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot. In die gevallen kan worden aangenomen dat de vermogensverschuiving door de huwelijkse voorwaarden enkel en alleen bedoeld was om erfbelasting te vermijden.

Zolang niet onomstotelijk sprake is van deze uitzonderingssituaties, is er ook geen sprake van een schenking.

Wilt u meer weten over schenkingen of huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Een onduidelijk testament

Soms komt het voor dat iemand is overleden die een testament heeft gemaakt en dat het testament op bepaalde onderdelen onduidelijk is of dat er iets gebeurd is, nadat het testament is getekend, waarmee geen rekening is gehouden bij het maken van het testament. Bij het maken van een testament is dan van onjuiste feiten uitgegaan. Het testament kan dan natuurlijk niet meer worden veranderd door degene die is overleden.

Om de nalatenschap te kunnen afwikkelen moet het testament dan worden uitgelegd of worden aangevuld. Het lijkt erop dat uitleg van testamenten steeds vaker voorkomt als er naar de rechtspraak wordt gekeken, ook als de bewoordingen van het testament op het eerste gezicht wel duidelijk zijn. Niet alleen met grammaticale onduidelijkheid, maar ook met onduidelijkheid die ontstaat gelet op bijvoorbeeld de relaties met anderen die de testateur had of de omstandigheden waaronder een testament is gemaakt wordt rekening gehouden.

De wet bepaalt dat bij de uitleg van het testament dient te worden gelet op de verhoudingen die het testament kennelijk wil regelen en de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. De bedoeling van de overledene is daarbij van belang. Daden of verklaringen van de testateur die niet in het testament zijn opgenomen mogen alleen dan voor de uitlegging van het testament worden gebruikt, als het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. Niet alleen daden en verklaringen van vóór het opstellen van het testament, maar ook van nadien zijn van belang.

Voorbeeld

Als duidelijk is dat de testateur zich heeft vergist bij de benoeming van een bepaalde persoon of een bepaald goed, wordt het testament naar de bedoeling van testateur uitgevoerd, indien deze bedoeling ondubbelzinnig met behulp van het testament of met andere gegevens kan worden vastgesteld. Er mag dus rekening worden gehouden met een daad of verklaring van de testateur op een omstandigheid die pas ná het maken van het testament is ingetreden. Overigens wordt een enkel niets doen van de testateur zoals het niet herroepen van een testament niet als een daad of verklaring beschouwd.

Als blijkt dat de uitvoering van het testament onmogelijk is, vervalt de niet uit te voeren beschikking en mag daar geen andere beschikking voor in de plaats worden gesteld. De wet maakt hier echter zelf ook soms een uitzondering op. Bijvoorbeeld voor de situatie dat door de testateur een goed uit de huwelijksgoederengemeenschap is gelegateerd, terwijl dat goed bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de andere echtgenoot is toebedeeld. De erfgenamen zullen dan in plaats van dat gelegateerde goed de waarde van het gelegateerde goed moeten uitkeren.

Een beschikking in een testament voor degene met wie de testateur op het tijdstip van het maken van het testament gehuwd was of reeds trouwbeloften gewisseld had, vervalt door een daarna ingetreden echtscheiding, tenzij uit het testament het tegendeel is af te leiden. Dit kan in sommige gevallen ook analoog worden toegepast met betrekking tot de familie van de ex-echtgenote of in het geval bij verbreking van samenleving.

Rechtspraak

In een uitspraak van oktober 2013 oordeelde de Hoge Raad dat een andere persoon erfgenaam was, dan degene die in het testament was benoemd. De testateur had haar broer tot enig erfgenaam genoemd, voordat zij trouwde. Daarna trouwde zij. Toen zij overleed stelde haar broer op grond van de tekst van het testament dat hij erfgenaam was, maar daar was haar echtgenoot het niet mee eens. Hij stelde dat hij krachtens uitleg van het testament enig erfgenaam was. Volgens de echtgenoot had erflaatster alleen bedoeld om met het testament haar ouders te onterven en was het niet de bedoeling om haar broer te bevoordelen. Aan de hand van getuigenbewijs lukt het de echtgenoot te bewijzen dat erflaatster alleen haar broer had benoemd tot erfgenaam, omdat er voor die situatie geen alternatief was. Door het latere huwelijk was er wel een alternatief ontstaan. De Hoge Raad gaat hierin mee: het was de bedoeling van erflaatster om bij een alternatief als een huwelijk, de erfstelling ten gunste van haar broer te doen vervallen. De echtgenoot werd daardoor uiteindelijk erfgenaam in plaats van de broer die als zodanig in het testament was benoemd.

In een recentere uitspraak van de Hoge Raad van november 2023 werden bij de uitleg niet alleen verwachtingen van de erflater tijdens het opmaken van zijn uiterste wil betrokken, maar ook feiten en omstandigheden van daarna. Het feit dat een erflater in zijn uiterste wil geen rekening heeft gehouden met een bepaalde toekomstige situatie, kan betekenen dat de uiterste wil zo moet worden uitgelegd dat de beschikking niet geldt als die situatie zich voordoet.

In deze zaak had een testateur in 2006 een testament laten opmaken waarin hij zijn toenmalige vrouw benoemde tot erfgename en executeur, onder de voorwaarde dat hun huwelijk nog zou bestaan op zijn sterfdag. En voor het geval de erfstelling van zijn toenmalige echtgenote geen doorgang zou vinden had zijn broer tot erfgenaam benoemd. Na het maken van het testament is testateur gescheiden en hertrouwd met de vrouw die nu weduwe geworden is, en uit hun huwelijk zijn kinderen geboren. De testateur had tijdens zijn huwelijk een concept van een nieuw testament laten maken, maar dat is nooit definitief gemaakt. Het testament uit 2006 was daarom geldend.

De weduwe vond dat de broer geen rechten kon ontlenen aan het testament uit 2006. Volgens haar is het testament alleen bedoeld voor het geval dat haar man ongehuwd en kinderloos zou overlijden. Vervolgens overweegt de Hoge Raad: “doen zich na het opmaken van de uiterste wil feiten en omstandigheden voor waardoor de feitelijke verhoudingen niet langer aansluiten bij hetgeen de erflater kennelijk wenste te regelen, dan kan de uiterste wil zo worden uitgelegd dat de desbetreffende beschikking alleen gold voor de situatie die bestond voordat de bedoelde feiten en omstandigheden zich hadden voorgedaan. Voor een dergelijke uitleg is niet vereist dat de erflater bij het opmaken van de uiterste wil op de bedoelde feiten en omstandigheden is vooruitgelopen.” Omdat testateur in zijn testament geen rekening heeft gehouden met een dergelijke wijziging, moet vervolgens afgevraagd worden of hij ook deze huwelijks- en gezinssituatie kennelijk wilde regelen. De Hoge Raad verwijst de zaak verder terug naar het Hof.

De notaris zal, mede gezien het vorenstaande, altijd zo veel mogelijk toekomstige situaties samen met u bekijken, bespreken en willen opnemen in uw testament, om te voorkomen dat bij uw overlijden onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van het testament. Wilt u uw testament laten veranderen of een testament maken? Neemt u dan contact met ons op.

Nietigheid dreigt voor overnemingsbeding bij onjuiste vormgeving

Een wat bijzondere zaak geeft weer eens aanleiding om te overdenken hoe de overgang van een onderneming met overnemingsbeding het beste kan worden vormgegeven. In deze zaak ging dat niet helemaal goed.

In de agrarische praktijk wil het nog wel eens voorkomen dat een onderneming of onderdelen daarvan tegen een lagere waarde worden overgedragen dan de waarde in het economisch verkeer. Dat is met name een gevolg van de geringe opbrengsten in die agrarische praktijk. Vaak wordt dan een regeling getroffen waarbij de voortzetting van het bedrijf belangrijker wordt geacht dan de rechten van de kinderen op een erfdeel of hun legitieme portie – dat gedeelte van de erfenis waar je als kind tenminste recht op hebt.

Nietig beding

In deze zaak werd onroerend goed met een waarde in het economisch verkeer van € 1.400.000 overgedragen aan het kind dat de onderneming had voortgezet voor een bedrag van € 90.000. Omdat het overnemingsbeding niet op de juiste wijze was vormgegeven, was het overnemingsbeding nietig. De reden daarvoor was dat het beding in deze specifieke zaak vormgegeven had moeten worden in een notariële akte. Gevolg was dat het overnemingsbeding niet werkte en de waarde in het economisch verkeer van de onroerende goederen onderdeel uitmaakte van de nalatenschap.

De voortzetter had derhalve een bittere pil te slikken en diende om hetzelfde resultaat te bereiken een veel grotere som geld te betalen. Let daarom goed op als er sprake is van een overnemingsbeding en voorkom dit soort onnodige schade!

Wilt u meer weten over bedrijfsovername of -overdracht? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Pas op met (starters)vrijstelling en tarief overdrachtsbelasting

De wetgeving met betrekking tot overdrachtsbelasting bij vastgoedtransactie is er de laatste jaren niet eenvoudiger op geworden. Er is momenteel sprake van drie verschillende tarieven waarbij de notaris moet bepalen welk tarief van toepassing is. Over de aankoop van een eigen woning is in beginsel 2% overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een woning om deze vervolgens te gaan verhuren dan is het tarief 10,4%. Koopt iemand onder de leeftijd van 35 jaar een woning met een lagere waarde dan € 510.000,- dan is het tarief 0%, waarvan voor een aan te kopen woning gebruik gemaakt mag worden gemaakt.

Dat er in de praktijk wel eens iets mis gaat blijkt uit de volgende kwestie waarover de rechtbank zich recent heeft gebogen. Een koper heeft een aandeel in een bestaande woning gekocht. Deze woning zal worden gesloopt en vervangen door een nieuw appartementengebouw waarin onze koper een woonappartement zal verkrijgen / zal voorbehouden. Bij de aankoop is door de koper 2% overdrachtsbelasting afgedragen. De inspecteur der belastingen heeft echter een naheffingsaanslag opgelegd omdat het bestaande gebouw niet als hoofdverblijf wordt/is gebruikt. De Rechtbank heeft in de beroepsprocedure geoordeeld dat de koper geen recht heeft op toepassing van het verlaagde overdrachtsbelastingtarief van 2%. Vast staat wel dat de koper bij de overdracht een woning heeft verkregen.

Hoofdverblijf

Sinds 1 januari 2021 is het verlaagde tarief echter alleen van toepassing als de koper de woning na de verkrijging als eigen hoofdverblijf gaat gebruiken. Vast staat ook dat op het moment van de aankoop voor de koper al duidelijk was dat de verkregen woning (het bestaande gebouw) zou worden gesloopt en dat er nieuwe appartementen zouden worden gesticht. De koper is dus nooit in de oorspronkelijk gekochte woning gaan wonen en had dus 10,4% overdrachtsbelasting moeten betalen. Volgens de Rechtbank is de wet helder en niet voor meerdere uitleg vatbaar. In de parlementaire geschiedenis is opgemerkt dat het lage tarief niet kan worden toegepast bij verkrijgingen van woningen waarin, kort gezegd, de belastingplichtige niet zelf gaat wonen. Daarbij wordt geen uitzondering gemaakt voor een geval als hiervoor beschreven. De grammaticale uitleg van de wet leidt volgens de Rechtbank ook niet tot een ander resultaat.

De Rechtbank concludeerde dat aankoop van een bestaande, voor eigen bewoning bestemde, woning nu eenmaal een andere situatie geeft dan de aankoop van een bestaande, voor sloop bestemde woning, ook al wordt deze vervangen door een nieuwe, voor eigen bewoning bestemde woning. Het staat de overheid/belastingdienst vrij om beide situaties voor de heffing van overdrachtsbelasting anders te behandelen. Dat het de bedoeling van de op 1 januari 2021 ingevoerde wetswijziging is geweest om de positie van particuliere woningkopers te verbeteren ten opzichte van beleggers, verandert hier niets aan. Ook de verwijzing naar de inkomstenbelasting, waarin volgens de koper zowel het oorspronkelijke gebouw als het nieuw te bouwen appartement als een hoofdverblijf in de zin van de eigenwoningregeling wordt aangemerkt, verandert niets in het standpunt van de Rechtbank. Dit aangezien de wet inkomstenbelasting eigen regels heeft voor woningen in aanbouw. Voor de overdrachtsbelasting gelden die regels domweg niet.

Kortom, de koper heeft dikke pech en moet naast de naheffing mogelijk ook nog een boete en de proceskosten betalen. Heeft u dergelijke plannen? Neem dan vooraf contact op met de notaris die de overdracht zal doen en vertel hem/haar exact wat de plannen met het pand zijn. Zo voorkomt u narigheid en kosten achteraf.

Een legaat voor kleinkinderen

Het kleinkind-legaat is een testamentaire bepaling waarbij een grootouder een deel van zijn of haar nalatenschap specifiek toewijst aan een of meer van de kleinkinderen. Dit legaat kan in verschillende vormen voorkomen, maar meestal wordt een vast bedrag of een bedrag ter grootte van een percentage van de nalatenschap nagelaten. Wanneer de erflater overlijdt, treedt het testament in werking en wordt het kleinkind-legaat uitgevoerd. Het kleinkind-legaat wordt direct toegewezen aan de kleinkinderen, waardoor zij als eerste recht hebben op dit specifieke deel van de nalatenschap. Als de erflater kinderen achterlaat als zijn enige erfgenamen komt dit legaat in mindering op de erfdelen van de kinderen. Zij ontvangen dus een kleiner erfdeel dan wanneer de kleinkinderen geen legaat hadden ontvangen.

Aandachtspunten

Is het wel de bedoeling dat een kleinkind direct over het bedrag kan beschikken? Een kleinkind van 18 jaar of ouder ontvangt het bedrag immers zelf en diens ouders hebben daar verder dan niets meer over te zeggen. Bij een kleinkind jonger dan 18 jaar wordt het geld door de ouders beheerd. De ouders mogen het nagelaten geld echter alleen gebruiken om noodzakelijke uitgaven voor het kleinkind te doen.

In het testament kan ook een bewindvoerder zijn aangewezen, bijvoorbeeld de ouders zelf of iemand anders die dan het beheer heeft over het nagelaten geld. Dat bewind kan overigens langer doorlopen dan tot 18 jaar, bijvoorbeeld tot 23 jaar, dan kijkt de bewindvoerder net iets langer mee over de schouder van het kind. De bewindvoerder beslist tot die leeftijd wat er met het geld gebeurt en niet het kleinkind, of de ouder als die geen bewindvoerder is. Er is dus toestemming nodig van de bewindvoerder.

In het testament kan ook bepaald worden dat het geld op een BEM-rekening moet worden gestort. Een BEM-rekening (belegging erfenisgelden minderjarigen) is een bankrekening waarover een ouder alleen met toestemming van een kantonrechter kan beschikken.

Een andere vraag is of het legaat voor het kleinkind in mindering komt op de totale nalatenschap of op het erfdeel van de betreffende ouder van het kleinkind. Een voorbeeld: stel dat de grootouder twee kinderen heeft. Het oudste kind heeft twee kinderen en het jongste kind heeft drie kinderen. Als ieder kleinkind even veel ontvangt en dit zou in mindering komen op de totale nalatenschap dan is dit nadeliger voor oudste kind. Dit is op te lossen door te bepalen dat beide kinderen ieder de helft van de nalatenschap erven en dat het gelegateerde bedrag voor de kleinkinderen worden afgetrokken van het erfdeel van de desbetreffende ouder. Het oudste kind ontvangt dan meer dan het jongste kind, die heeft immers drie kinderen.

En hoe gaat dat dan als beide grootouders in hun testament een dergelijk legaat hebben opgenomen? Een probleem kan dan zijn dat de langstlevende grootouder dit bedrag dan al direct moet uitbetalen aan de kleinkinderen. Om dit te voorkomen kan in het testament worden bepaald dat pas uitgekeerd moet worden als de langstlevende grootouder ook is overleden. Het kleinkind krijgt dan een niet-opeisbare vordering op de grootouder. Deze vordering geldt overigens voor de inkomstenbelasting wel als vermogen van het kleinkind, waarover belasting moet worden betaald.

Belasting besparen

Het kleinkind-legaat is niet alleen een mooi middel om direct iets aan hen na te laten, maar ook een mooie middel voor het verminderen van de erfbelasting. Het bedrag dat grootouders aan kleinkinderen belastingvrij kunnen nalaten is gelijk aan het belastingvrije bedrag dat ouders aan kinderen kunnen nalaten en bedraagt € 25.187 (voor het jaar 2024). Dit bedrag wordt elk jaar geïndexeerd. In het hiervoor gegeven voorbeeld waarbij er vijf kleinkinderen zijn bedraagt de totale belastingvrije vererving dus vijf keer de vrijstelling. Dat scheelt dan weer 10 of 20 procent erfbelasting welke belasting anders bij de kinderen was geheven.

Wilt u meer weten over het kleinkind-legaat? Bel ons voor het maken van een afspraak