Naar digitale oprichting en inschrijving kapitaalvennootschappen.

Het streven van de Europese Commissie om te komen tot een verdere digitalisering wordt door de beroepsorganisaties van notarissen en advocaten ondersteund. Wel wordt daarbij opgemerkt dat het geven van goede voorlichting, alsmede het voorkomen van terrorismefinanciering, fraude en misbruik voorop moeten staan.

 

Een kapitaalvennootschap kan nu al eenvoudig en goedkoop worden opgericht en ingeschreven. Toch lijkt het de notariële beroepsorganisatie goed om te kijken of dat proces – met behoud van rechtszekerheid – efficiënter kan worden ingericht en verder kan worden gedigitaliseerd.

Op dit moment controleert en/of bespreekt de notaris voor de oprichting van een kapitaalvennootschap de identiteit van betrokkenen, het beoogde adres van de vennootschap, bedoeling van partijen, of er kans is op fraude of witwassen, of partijen in staat zijn te ondertekenen en begrijpen wat zij ondertekenen, de achterliggende fiscaliteit, of de beoogde samenwerking voldoende is beschreven en uitgewerkt, de inhoud van de akte en wat op kapitaalvennootschappelijk gebied mogelijk is (en dat is heel veel).

Met andere woorden: digitalisering is essentieel en verdient veel aandacht, maar de invulling mag niet ten koste gaan van reeds verworven kansen en (on)mogelijkheden.

 

Op voorhand zijn al wat kanttekeningen te plaatsen, het richtlijnvoorstel maakt het bijvoorbeeld eenvoudiger om persoonsgegevens te krijgen van vertegenwoordigers van kapitaalvennootschappen. Hoe zich dat verhoud tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming is niet duidelijk, evenals niet duidelijk is hoe de aanpassing van het handelsregister gestalte moet krijgen.

 

Wilt u meer weten over al dan niet digitale oprichting en inschrijving van kapitaalvennootschappen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Zuivere aanvaarding erfenis door deel van de kinderen kan veel geld kosten

Bijvoorbeeld bij rentedragende schulden aan de kinderen uit een ouderlijke boedelverdeling (obv) als de eerste ouder lang geleden is overleden. Hierbij hebben de kinderen bij het overlijden van de eerstoverleden ouder een vordering op de langstlevende ouder gekregen ter grootte van hun erfdeel. Als deze vordering rentedragend is, kan deze vordering zo hoog oplopen dat deze uiteindelijk het vermogen van de langstlevende ouder als het ware opslokt.

 

Schrijnend is de situatie in dergelijke gevallen als een deel van de kinderen de erfenis van de langstlevende ouder zuiver aanvaardt en een ander deel van de kinderen beneficiair aanvaardt. Zodra blijkt dat er obv-schulden zijn die het vermogen van de langstlevende ouder overstijgen, is de reactie van kinderen die zuiver hebben aanvaard een beroep te doen op de wettelijke regels over het tegenkomen van onbekende schulden na zuivere aanvaarding. Daarnaast wordt ook wel een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid onder verwijzing naar de bedoeling van de overleden ouders om alle kinderen gelijk te behandelen.

 

Het argument van “schulden niet gekend hebben” gaat niet op. Het ligt op de weg van alle erfgenamen – langstlevende ouder en kinderen – om na het overlijden van de eerstoverleden ouder diens testament te raadplegen of onderzoek te doen naar de afwikkeling van de nalatenschap van de eerstoverleden ouder alvorens zij de erfenis van de langstlevende ouder aanvaarden. Op die manier kunnen kinderen tijdig weten of in het eerste testament een ouderlijke boedelverdeling was opgenomen, leidend tot een vordering op de langstlevende ouder, al dan niet rentedragend. Wie zich daarin niet heeft verdiept, wordt door de rechter niet als te goeder trouw aangemerkt: zij hadden weet kunnen en moeten hebben van de schulden.

 

Vervolgens zal in dergelijke situaties ook een beroep op redelijkheid en billijkheid niet standhouden. De rechter moet op dit terrein de nodige terughoudendheid betrachten. Het kan zijn dat niet-gelijke verdeling van de laatste nalatenschap in strijd met de wens van de ouders, maar dat wil niet zeggen dat een ongelijke verdeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als de ongelijke verdeling het gevolg is van het handelen van partijen zelf – of het nalaten daarvan – dan maken de zuiver aanvaardende kinderen geen schijn van kans om de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden.

 

Wilt u meer weten over wat van u wordt verwacht als erfgenaam? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Zuivere aanvaarding erfenis door deel van de kinderen kan veel geld kosten

Bijvoorbeeld bij rentedragende schulden aan de kinderen uit een ouderlijke boedelverdeling (obv) als de eerste ouder lang geleden is overleden. Hierbij hebben de kinderen bij het overlijden van de eerstoverleden ouder een vordering op de langstlevende ouder gekregen ter grootte van hun erfdeel. Als deze vordering rentedragend is, kan deze vordering zo hoog oplopen dat deze uiteindelijk het vermogen van de langstlevende ouder als het ware opslokt.

 

Schrijnend is de situatie in dergelijke gevallen als een deel van de kinderen de erfenis van de langstlevende ouder zuiver aanvaardt en een ander deel van de kinderen beneficiair aanvaardt. Zodra blijkt dat er obv-schulden zijn die het vermogen van de langstlevende ouder overstijgen, is de reactie van kinderen die zuiver hebben aanvaard een beroep te doen op de wettelijke regels over het tegenkomen van onbekende schulden na zuivere aanvaarding. Daarnaast wordt ook wel een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid onder verwijzing naar de bedoeling van de overleden ouders om alle kinderen gelijk te behandelen.

 

Het argument van “schulden niet gekend hebben” gaat niet op. Het ligt op de weg van alle erfgenamen – langstlevende ouder en kinderen – om na het overlijden van de eerstoverleden ouder diens testament te raadplegen of onderzoek te doen naar de afwikkeling van de nalatenschap van de eerstoverleden ouder alvorens zij de erfenis van de langstlevende ouder aanvaarden. Op die manier kunnen kinderen tijdig weten of in het eerste testament een ouderlijke boedelverdeling was opgenomen, leidend tot een vordering op de langstlevende ouder, al dan niet rentedragend. Wie zich daarin niet heeft verdiept, wordt door de rechter niet als te goeder trouw aangemerkt: zij hadden weet kunnen en moeten hebben van de schulden.

 

Vervolgens zal in dergelijke situaties ook een beroep op redelijkheid en billijkheid niet standhouden. De rechter moet op dit terrein de nodige terughoudendheid betrachten. Het kan zijn dat niet-gelijke verdeling van de laatste nalatenschap in strijd met de wens van de ouders, maar dat wil niet zeggen dat een ongelijke verdeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als de ongelijke verdeling het gevolg is van het handelen van partijen zelf – of het nalaten daarvan – dan maken de zuiver aanvaardende kinderen geen schijn van kans om de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden.

 

Wilt u meer weten over wat van u wordt verwacht als erfgenaam? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Fiscale vrijstelling van verschuiving winstaandeel in maatschap nog eens bevestigd

In de wet is een inbrengvrijstelling opgenomen voor overdrachtsbelasting. Het belang van de fiscus is dan om te kijken of er al dan niet sprake is van inbreng in een onderneming, dan wel van een nieuwe fiscale situatie vanwege de gevolgen van de gekozen route, die voor de fiscus nadelig uitpakt. Onlangs was dat aan de orde en stelde de inspecteur dat het vrijgesteld schuiven met economische belangen binnen een bestaand samenwerkingsverband niet onder de inbrengvrijstelling zou vallen.


De Rechtbank oordeelde dat in een dergelijk geval (ontbinding en oprichting in één akte) de onderneming gewoon blijft bestaan. Als het gemeenschappelijke vermogen van de maatschap niet verdeeld is, is sprake van voortzetting van de onderneming door de maten, inclusief het onroerend goed dat daarbij hoort. Bovendien vindt de rechter dat overdrachtsbelasting het oprichten van vennootschappen die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, niet mag belemmeren. De door de maten in dit geval gekozen route valt dan ook binnen doel en strekking van de wet.


Wilt u meer weten over aanpassing van winstverdeling in uw maatschap? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Tien verschillen tussen vereniging en stichting

  1. Oprichting
    Stichting: alleen bij notariële akte
    Vereniging: bij notariële akte (voor volledige rechtsbevoegdheid), bij onderhandse akte of mondelinge afspraak (voor beperkte rechtsbevoegdheid)
  2. Geldmiddelen
    Stichting: verbod op winstverdeling onder bestuursleden
    Vereniging: verbod op uitkeringen aan oprichters of bestuurders
  3. Aansprakelijkheid
    Stichting: geen hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders
    Vereniging: geen hoofdelijke aansprakelijkheid voor bestuurders (bij volledige rechtsbevoegdheid), hoofdelijke aansprakelijkheid voor bestuurders (bij beperkte rechtsbevoegdheid)
  4. Inschrijving handelsregister
    Stichting: verplichte inschrijving
    Vereniging: verplicht voor vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
  5. Leden
    Stichting: een stichting mag geen leden hebben
    Vereniging: een vereniging heeft per definitie leden
  6. Interne organisatie
    Stichting: verplichte instelling van bestuur
    Vereniging: verplichte instelling van algemene ledenvergadering en bestuur
  7. Bevoegdheden
    Stichting: stichting heeft altijd volledige rechtsbevoegdheid en kan – als de statuten daarin voorzien – ook onroerend goed aankopen.
    Vereniging: vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid kan geen onroerend goed aankopen, vereniging met volledige rechtsbevoegdheid wel, mits de statuten daarin voorzien.
  8. Statutenwijziging
    Stichting: besluit van bestuur of van Rechtbank
    Vereniging: besluit van algemene vergadering
  9. Ontbinding en opheffing
    Stichting: door bestuursbesluit of door de rechter (na vordering van het Openbaar Ministerie)
    Vereniging: door besluit van de algemene vergadering, in situaties die in de statuten zijn genoemd, bij faillissement
  10. Schenkingen, legaten en erven
    Stichting: kan schenkingen en legaten ontvangen en kan ook erven; als de stichting een algemeen nut beogende instelling (ANBI) is, kan deze in beginsel helemaal vrijgesteld zijn van schenk- en erfbelasting.
  11. Vereniging: vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan schenkingen en legaten ontvangen en kan ook erven; als de vereniging een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) is, kan deze in beginsel helemaal vrijgesteld zijn van schenk- en erfbelasting.
    Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid kan schenkingen en legaten ontvangen, maar kan geen erfgenaam zijn.
Dwingend recht en goede zeden belangrijker dan bepalingen in testament

Dwingend recht en goede zeden belangrijker dan bepalingen in testament

Soms willen mensen bepalingen in hun testament opnemen die in strijd zijn met rechtsregels waar niet van mag worden afgeweken – ook niet bij testament – of in strijd zijn met de goede zeden. In de meeste gevallen is de waarschuwing van de notaris voldoende dat de wensen indruisen tegen dwingend recht of goede zeden. Zo af en toe wordt die raad in de wind geslagen en komen die wensen toch in het testament. Bij de afwikkeling van de erfenis stelt de rechter dan alsnog orde op zaken.

Een voorbeeld daarvan. Een man had zijn echtgenote onterfd en haar, in plaats van haar deel in de erfenis, het vruchtgebruik van het huis waarin zij woonden gegeven onder de voorwaarde dat het vruchtgebruik maximaal zeven jaar mag duren en al eerder eindigt als de vrouw voor die tijd zou hertrouwen.

Echter, de vrouw heeft een wettelijk recht op vruchtgebruik van huis en inboedel. Van dat recht mag niet worden afgeweken. Als een testament bepalingen en voorwaarden bevat die het recht van vruchtgebruik beperken of daar verplichtingen aan koppelen die een ongestoorde gebruik van dat recht in de weg staan, hebben die bepalingen geen werking. Ze worden beschouwd als niet geschreven.

Een ander voorbeeld. In een testament is aan het vruchtgebruik ook nog de voorwaarde gekoppeld dat de vruchtgebruiker het huis en de bijbehorende tuin in dezelfde staat van onderhoud moet houden als deze ten tijde van de start van het vruchtgebruik is en dat de vruchtgebruiker de werkkamer van haar man in dezelfde staat en inrichting moet houden. In hetzelfde voorbeeld werd ook nog bepaald dat bepaalde familieleden van de vruchtgebruiker niet in het huis zouden mogen komen.
Ook een dergelijke bepaling wordt voor niet geschreven gehouden. Immers, het wettelijke vruchtgebruik is onbeperkt. Ook hier gaat het (dwingend) recht voor.

Een laatste voorbeeld. De echtgenote wordt in het testament benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van het kind van de overledene, maar voor alle belangrijke handelingen dient zij vooraf toestemming te vragen aan één of meerdere zussen van haar overleden man.
Die bepaling is in strijd met de goede zeden. Bij meerderjarigenbewind is het gebruikelijk dat de bewindvoerder voor uitgave boven € 1.500 toestemming van de kantonrechter nodig heeft.

Wilt u meer weten over welke wensen in een testamenten wel stand houden? Bel ons voor het maken vaan een afspraak.

Niet alle afspraken met betrekking tot wijziging huwelijkse voorwaarden houden stand

Niet alle afspraken met betrekking tot wijziging huwelijkse voorwaarden houden stand

Een koppel was getrouwd op huwelijkse voorwaarden waarin is vastgelegd dat zij de toename van vermogen tijdens hun huwelijk pas zullen verrekenen aan het einde van hun huwelijk, of als zij eerder de huwelijkse voorwaarden aanpassen of opheffen. Zij waren in een onderhandse overeenkomst wijzigingen overeengekomen. Het risico bestaat dat een dergelijke afspraak door dwingende wettelijke regels opzij wordt gezet. Onderhands overeengekomen afspraken houden dan geen stand.

Zo ook in een situatie waarin het getrouwde stel tijdens hun huwelijk in een onderhandse akte had afgesproken dat de waarde van het huis waarin zij woonden en welk huis eigendom was van de man, volledig verrekend werd tijdens huwelijk omdat de op de woning rustende hypothecaire schuld volledig was afgelost met overgespaarde inkomsten. Het huis werd vervolgens in een afzonderlijke stichting ondergebracht. Later, nog steeds tijdens het huwelijk, werd het huis voor een symbolische koopprijs overgedragen aan een daartoe opgerichte familiestichting. Weer enkele jaren later werd de man failliet verklaard. De vraag was of de overdracht van het huis het gewenste gevolg had.

De rechter (in hoger beroep) stelt vast dat volgens de familiestichting de titel voor de levering van het huis wordt gevormd door de inhoud van de onderhandse akte die het koppel tijdens hun huwelijk heeft opgemaakt. Echter, de rechter oordeelt anders. De echtgenoten hebben destijds niet de regels gevolgd die gelden bij wijziging van huwelijkse voorwaarden. Door de dwingende regels niet te volgen, heeft geen geldige wijziging huwelijksvoorwaarden plaatsgevonden en ook geen geldig overdracht aan de familiestichting.

Met de onderhandse akte heeft het stel beoogd de vermogenstoename al tijdens het huwelijk te verrekenen, en de woning al gedurende het huwelijk, ook ten behoeve van de vrouw in de daartoe in het leven geroepen stichting onder te brengen. Zij hadden in de statuten van de stichting opgenomen dat de man de zeggenschap als bestuurder van de stichting verliest op het moment dat hij failliet gaat. Ook was bepaald dat in dat geval de vrouw – samen met eventuele kinderen uit het huwelijk – de zeggenschap over het stichtingsvermogen krijgt. Zij zouden dan vervolgens de stichting kunnen ontbinden en de opbrengst aan zichzelf toekennen.
Die zeggenschap bestond niet in de oorspronkelijke huwelijkse voorwaarden. Omdat niet de dwingende regels voor het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden in acht zijn genomen, heeft geen wijziging van de huwelijksvoorwaarden plaatsgevonden en zijn de afspraken om het huis onder te brengen in een stichting nietig.

Wilt u meer weten over het maken van afspraken in huwelijkse voorwaarden en die af te stemmen op uw voornemen om in een later stadium uitvoering te geven aan aanvullende afspraken? Bel ons voor het maken een afspraak.