Onderhoudskosten gebruik huis overleden partner naar vermogen voor gebruiker

Deze clausule is gebaseerd op de wet. In een aantal gevallen wordt echter bovenop de verplichting om gewone herstellingen te doen uitvoeren, ook buitengewone herstellingen aan de verplichting toegevoegd. In de praktijk moet telkens opnieuw worden bezien wat onder gewone dan wel buitengewone lasten en herstellingen valt. In principe wordt aangesloten bij bepalingen daarover in het huurrecht. Als er ook sprake is van buitengewone herstellingen, dan is de verplichting ruimer dan die in het huurrecht.

Uiteindelijk gaat het om het onderscheid van herstellingen in termen van vernieuwing of verbetering, met uitzondering van kleinere aanpassingen die gekwalificeerd worden als normaal onderhoud. Van de gebruiker kan in elk geval niet worden verwacht dat deze de toestand van de woning verbetert tot boven het niveau bij het overlijden van zijn of haar partner. In die gevallen moeten de erfgenamen financieel bijspringen.
Wat mag dan redelijkerwijs van de gebruiker worden verwacht aan financiële inspanning op dit terrein? Het Hof Den Bosch heeft eind 2016 geoordeeld dat een financiële inspanning kan worden verlangd die in verhouding staat wat gebruikelijk is bij het inkomen dat de gebruiker geniet.

Wilt u meer weten over het regelen of uitvoeren van een clausule over woongenot in een testament? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Regels NV en BV ook voor verenigingen, stichting en coöperaties

De minister heeft wel toegezegd dat in geval van faillissement er wel verschil in behandeling zal zijn. De bestuurder van een kleine charitatieve instelling zal niet worden geconfronteerd met dezelfde regels als de regels die gelden bij het faillissement van een besloten vennootschap.

Er komt een wettelijke grondslag voor toezichthoudende organen voor alle rechtspersoenen. Nu al was het niet ongebruikelijk om toezichthoudende organen in de statuten van verenigingen en stichtingen op te nemen.

De tegenstrijdig belang regeling die al gold voor naamloze en besloten vennootschappen gaat gelden voor alle rechtspersonen. De bestuurder met een tegenstrijdig belang mag dan niet meer meebeslissen als er een tegenstrijdig belang is.

Wat aan de ene kant een voordeel lijkt kan aan de andere kant een nadeel blijken te zijn. Waar nu volgens de Raad van State een bonte verscheidenheid van al dan niet professioneel geleide organisaties bestaat, die allemaal binnen het huidige rechtstelsel functioneren, lijkt het er op dat die verenigingen, stichtingen en coöperaties te maken krijgen met aangescherpte eisen en regels, waar wellicht helemaal niet behoefte aan of noodzaak toe was.

Bent u bestuurder of betrokken bij een bestaand vereniging, stichting of coöperatie? Laat u dan terdege voorlichten over de gevolgen, die wellicht verstrekkender zijn dan op het eerste gezicht zou lijken.

Uitgesproken of geschreven wensen zetten wettelijk erfrecht niet opzij

Dat bleek onlangs weer bij de rechtbank Amsterdam. Een kinderloze vrouw overlijdt zonder dat zij een testament heeft laten opmaken. Het wettelijk erfrecht is van toepassing. Dan komt er iemand – geen familie – op de proppen die stelt dat hij mede-erfgenaam is en daarom aanspraak maakt op een deel van het nagelaten vermogen.

De man verwijst naar een handgeschreven verklaring van de vrouw waarin staat dat zij haar kapitaal aan de man en diens echtgenote wil achterlaten. Hij heeft samen met zijn vrouw enkele decennia voor de kinderloze vrouw gezorgd. Toen zij nog leefde, heeft zij het echtpaar al haar hele inboedel geschonken.


De rechtbank heeft begrip voor de eis van de man. Gelet op de handgeschreven verklaring van de vrouw en haar uitspraken tegenover derden is daar ook alle reden toe. Echter, het komt niet in de plaats van een testament. De wet stelt dat een “uiterste wilsbeschikking” alleen bij “uiterste wil” (= testament) kan worden opgemaakt. Dat is gebonden aan vormvereisten. Zelfs maatstaven van redelijkheid en billijkheid doen daar niets aan af.

Wilt u meer weten over het nalaten van uw vermogen of een testament? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Aansprakelijkheid bestuurder blijft actueel

Het Hof Den Haag heeft dit najaar geconstateerd dat de wet zelf geen bestuurdersaansprakelijkheid vestigt. De blokkade is pas aan de orde als is voldaan aan de voorwaarde dat de bestuurder van een rechtspersoon als bestuurder aansprakelijk is. Een bestuurder is in ieder geval aansprakelijk als de eerste bestuurder aansprakelijk is op grond van bijvoorbeeld taakvervulling als bestuurder of aansprakelijkheid in een faillissement. Er is nog discussie of een onrechtmatige daad ook kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.

Het Hof stelt nu dat ook een onrechtmatige daad kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid. In het betreffende geval bekeek het Hof vervolgens of er dan bestuurdersaansprakelijkheid is ontstaan op basis van de zogenaamde Beklamelmaatstaf. Die maatstaf houdt in dat als een bestuurder van een vennootschap tegenover een schuldeiser van die vennootschappen onrechtmatig handelt, hij daardoor tegenover hem persoonlijk aansprakelijk is.
Dat geldt bijvoorbeeld als hij namens de vennootschap verplichtingen is aangegaan terwijl hij wist of redelijkerwijze moest begrijpen dat de vennootschap niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Hij moet dan ook weten of redelijkerwijs kunnen begrijpen dat er geen verhaal geboden zou kunnen worden voor de schade die de wederpartij ten gevolge van die wanprestatie zou leiden. Uitzondering daarop is weer als de bestuurder omstandigheden zou kunnen aanvoeren op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem voor die benadeling persoonlijk geen voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Het stellen dat er sprake is van een verlieslatende onderneming of twijfels aan de continuïteit van een onderneming is daartoe volgens het Hof in de casus niet voldoende.


Opnieuw blijkt hoe weerbarstig een onderwerp als bestuurdersaansprakelijkheid is. Wilt u er meer over weten? Bel ons voor een afspraak.

Buiten statuten om handelen leidt tot aansprakelijkheid bestuurder

Het Hof Amsterdam behandelde vorig jaar een zaak waarin een bestuurder – tevens mede-aandeelhouder – van een BV 20% aandelenbelang verkocht aan een BV waarvan hij ook bestuurder en aandeelhouder was. Hij deed dat zonder toestemming van zijn medebestuurder/-aandeelhouder. Volgens de statuten had hij in dergelijke gevallen toestemming nodig van zijn mede-aandeelhouder.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat het aandelenbelang tegen de nominale waarde was overgedragen. Het Hof dacht er anders over en zag een tegenstrijdig belang omdat de bestuurder zowel bestuurder van verkoper als koper was. Hij had op grond van de statuten goedkeuring moeten vragen aan de andere aandeelhouder.. Om de aansprakelijkheid te kunnen vaststellen, was het nodig te kijken of er een verband bestond tussen het nalatigheid van de verkopende bestuurder (niet volgens de statuten handelen) en het verlies van de mogelijkheid voor de andere aandeelhouder om de aandelenoverdracht te voorkomen of een hogere prijs uit te onderhandelen. Het Hof vond dat een dergelijk verband aanwezig was. De bestuurder werd aansprakelijk gesteld tegenover de andere aandeelhouder.

Conclusie: handelen in strijd met de statuten brengt grote risico’s op bestuurdersaansprakelijkheid mee. Wilt u dat voorkomen, bel ons dan voor advies.

Schenking aan partner vrij van schenkbelasting

Een omstandigheid die tot dergelijk handelen kan leiden kwam aan de orde in een zaak die diende voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een echtgenote met een herseninfarct, opgenomen in een verzorgingshuis, is niet meer in staat contact te hebben met haar echtgenoot. Na een tijdje gaatde man samenwonen met een nieuwe partner, die haar baan opzegt en de gemeenschappelijke huishouding bestiert. Het UWV beëindigt de uitkering van de partner, waarop de man haar tot twee maal toe een forse schenking doet. Hij voelt een morele verplichting om haar na zijn dood verzorgd achter te laten. Hij doet dat door middel van schenkingen omdat hij vreest dat het regelen van deze zaken in een testament veel problemen met zijn kinderen zal gaan opleveren.

De Belastingdienst kijkt er anders tegenaan. Die vindt dat een schenking tijdens leven niet kan worden aangemerkt als het voldoen aan een natuurlijke verbintenis. De inspecteur onderbouwt dat met de stelling dat een verplichting tot het verzorgd achterlaten alleen bestaat na het beëindigen van de relatie of na het overlijden. De Rechtbank ziet dat anders. Het moment van het verrichten van de prestatie is bepalend, het is niet van belang hoe de partner er later financieel zal voorstaan. De wet mag niet zo worden uitgelegd dat een natuurlijke verbintenis tot voorziening in het levensonderhoud beperkt is tot die gevallen waarbij de relatie is beëindigd.

Wilt u meer weten over het doen van een schenking aan uw partner? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Taalkundige uitleg huurovereenkomst is leidend

U raadt het al, de bron voor een geschil is geboren voor situaties waarin de ene partij een groter voordeel kan halen dan de ander heeft voorzien, dan wel een groter nadeel ondervindt dan voorzien bij het aangaan van de overeenkomst. Dan gaan de letters van de overeenkomst ontleed worden. Zo ook in hiervoor vermelde situatie.

De huurder vindt dat uit de tekst moet worden afgeleid dat er na vijf jaar een koopoptie voor hem ontstaat. De verhuurder vindt dat de huurder alleen maar een voorkeursrecht heeft als de verhuurder de woning wil verkopen. Het Hof en de rechtbank vinden dat de tekst een onvoorwaardelijke koopoptie na vijf jaar inhoudt. Dat wordt nog eens ondersteund omdat het om twee alinea’s gaat. De eerste gaat over de optie voor de huurder om de woning na vijf jaar te kopen, de tweede over de omstandigheid dat de verhuurder de woning wil verkopen.

Als het standpunt van de verhuurder gevolgd zou worden, zou de eerste alinea overbodig zijn. Vandaar de taalkundige uitleg door het Hof en de rechtbank, met als conclusie dat aan de huurder een onvoorwaardelijke koopoptie is verleend om de woning na vijf jaar te mogen kopen.

Wilt u meer weten over het kopen van een huurwoning? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Privé schulden door BV laten betalen kan tot problemen leiden

Deze zomer speelde een zaak met deze kenmerken voor de rechtbank Zeeland–West-Brabant. De jaarstukken van de BV bevatten een vordering van de curator op de BV. De curator was namelijk ook in een faillissement van een vroegere BV van de betreffende bestuurder betrokken. In die zaak had hij een vordering tegen de bestuurder in privé ingesteld. Die vordering leidde tot een vaststellingsovereenkomst waarin de bestuurder zich verplichtte tot betaling van die vordering.

Wat schetst de verbazing van de curator die uit de jaarstukken afleidde dat de nu gefailleerde BV het bedrag van die schuld aan de hem heeft betaald, onder vermelding van het zaaknummer van de procedure die eerder leidde tot de vaststellingsovereenkomst. Met andere woorden, de bestuurder liet het bedrag dat hij in privé aan de curator verschuldigd was, door de BV betalen. In de boekhouding had de bestuurder laten opnemen dat het een vordering van de curator op de BV betrof.

De bestuurder heeft zonder grondslag en ten koste van andere schuldeisers betaald. Hij heeft hiermee ook onrechtmatig tegenover de schuldeisers van de gefailleerde BV gehandeld. De bestuurder heeft zich hierdoor in privé verrijkt. Zijn privéschuld was daarmee immers voldaan. Echter, de BV is door die handeling verarmd. De bestuurder werd veroordeeld de vordering van de curator te betalen.

Wilt u meer weten over wat u als bestuurder van een BV wel en niet mag? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Airbnb-toeristen moeilijk onder te brengen in woonappartementen

De rechtbank Rotterdam mocht zich hierover afgelopen zomer buigen. In die zaak stond in de splitsingsakte dat het betreffende appartement als woning is bestemd. Bij de uitleg daarvan spelen termen als partijbedoeling, redelijkheid en billijkheid en objectieve maatstaven een rol. Ook moet de samenhang met splitsingsreglement hierin worden betrokken. In dit geval bleek dat de eigenaar/gebruiker verplicht was om het privégedeelte te gebruiken zoals dat in de akte en het reglement was omschreven. Afwijking van de verplichting tot zelfbewoning zou alleen mogelijk zijn met toestemming van de VvE.

Wel zou de eigenaar zijn appartement aan een derde in gebruik mogen geven als die derde een verklaring aan de VvE zou geven dat hij het reglement zou naleven. Die voorwaarde is praktisch onuitvoerbaar bij verhuur voor korte periodes aan toeristen. Voor de rechter is dit aanleiding voor de conclusie dat een dergelijke verklaring alleen betrekking heeft op langduriger verhuur.

Bovendien, zo stelt de rechter, als een woning voor steeds korte periodes wordt verhuurd aan derden, is dat bedrijfsmatige exploitatie en niet gebruik als woning. Dat is in strijd met menig splitsingsakte en bijbehorend reglement.

Wilt u weten welke mogelijkheden u als appartementseigenaar hebt om uw woning voor korte of langere periodes te verhuren? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Fout in splitsingsaktes opgeheven door VVE-besluit

Na de hoofdsplitsing was er voor elk van de gebouwen een akte van ondersplitsing gemaakt en getekend. In de splitsingstekeningen en in de akte van hoofdsplitsing was vastgelegd dat de buitengevels behoren tot de gemeenschappelijke delen van de verschillende ondersplitsingen. In de aktes van ondersplitsing stond echter onbedoeld dat de kosten voor rekening komen van de hoofdsplitsing.

De verenigingen van eigenaren (VvE) van de hoofdsplitsing en de ondersplitsingen hebben – toen zij achter de fout kwamen – unaniem besloten dat de buitengevels tot de gemeenschappelijke gedeelten van de verschillende ondersplitsingen behoren en niet van de hoofdsplitsing. Als gevolg daarvan werd ook besloten dat de kosten voor rekening van de VvE’s van de ondersplitsingen zouden zijn.

Eén van de partijen in de ondersplitsing kreeg jaren later echter spijt van dat besluit. Aanleiding was het besef dat de onderhoudskosten erg houden zouden worden. De betreffende VvE probeerde het eerdere besluit van de VvE’s nietig te laten verklaren bij de rechter. Een argument daarvoor zou kunnen zijn, dat bij tegenstrijdigheid tussen splitsingstekeningen en splitsingsaktes de rechter moet bepalen of de splitsingstekeningen doorslaggevend moeten zijn of de splitsingsaktes.

Uit de uitspraak van de rechter blijkt dat deze uitgaat van het feit dat een hoofd- en ondersplitsing een veelgebruikte opzet is voor gebouwen met beperkte gemeenschappelijke voorzieningen. Er kunnen immers in de loop der jaren verschillen ontstaan in onderhoudskosten en inrichtingseisen. Daar hoeven de eigenaren van de andere gebouwen niet voor op te draaien, is de algemene opvatting. Dat geldt nog meer als het ene gebouw nieuwbouw is en het andere vernieuwbouw.

In dit geval constateerde de rechter ook een innerlijke tegenstrijdigheid tussen de splitsingsaktes en de splitsingstekeningen. Die fout en onduidelijkheid is met het eerste unanieme besluit van de VvE’s over de buitengevels opgeheven. Er is daarom ook geen sprake van strijd met de statuten.. De rechtbank vond dan ook dat één van de partijen zich niet later eenzijdig aan dit besluit kan onttrekken. Er is daarom ook geen sprake van een nietig besluit.

Wilt u meer weten over de gevolgen van besluitvorming in VvE’s of over splitsingen? Bel ons voor het maken van een afspraak.