Vrijstelling over schenking bij sluiten samenlevingscontract in zicht

Desgevraagd heeft de staatsecretaris aan de Tweede Kamer duidelijk gemaakt dat een algemene goedkeuring over een verdeling van het gezamenlijk vermogen dat de 50-50-grens niet overschrijdt, niet tot de mogelijkheden behoort. Om dat te realiseren is volgens de staatssecretaris een gedetailleerder regelgeving nodig, waarin wordt vastgelegd wanneer die grens wordt overschreden. Hij vindt een beleidsbesluit daarvoor niet passen. Met de bestaande regels zijn nu in elk geval de meest voorkomende huwelijksgoederenregimes gediend, zoals de (beperkte) wettelijke gemeenschap van goederen, de algehele gemeenschap van goederen met gelijke delen en voor huwelijksvoorwaarden met een over en weer geldend finaal verrekenbeding.

 

Nieuw is dat de staatssecretaris of de regels die nu gelden voor huwelijken waarin een verplicht finaal wederkerig verrekenbeding is overeengekomen ook kunnen worden toegepast op notariële samenlevingscontracten.

 

Wilt u meer weten over de mogelijkheden van vermogensverdeling binnen huwelijk of samenwonen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Omzeilen derdentarief erfbelasting niet eenvoudig

Er zijn zoveel situaties denkbaar waarin het gevoel zegt dat een gunstiger tarief goed verdedigbaar is. Bijvoorbeeld in het geval een achternicht die voor een belangrijk deel door een oudtante is opgevoed en door die tante tot erfgenaam is benoemd. De aanslag erfbelasting die dan op de mat valt is berekend naar het derdentarief, met een vrijstelling van slechts € 2.147 en een belastingpercentage van 30% voor de eerste € 123.248 en 40% over het meerdere. Het verweer dat de relatie tussen de oudtante en de achternicht meer een oma-kleinkind relatie is geweest, doet daaraan niets af.

Wilt u meer weten over erven en schenken tegen zo gunstig mogelijke belastingtarieven? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Ontbreken onderhoudsplan VvE levert kopers appartement lagere hypotheeklening op

Wie een appartement gaat kopen, doet er goed aan om eerst te onderzoeken of de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het complex een onderhoudsplan heeft of voldoende reserve heeft om onderhoud te kunnen betalen. Als dat ontbreekt, kan dat voor banken en andere geldverstrekkende instellingen reden zijn om de financiering lager vast te stellen dan u gewenst zou hebben.

 

Vanaf dit jaar is een VvE verplicht om een gedegen onderhoudsplan te hebben, dan wel jaarlijks een half procent van de herbouwwaarde in een reservefonds stort. In de praktijk blijkt dat nog veel VvE’s niet aan die verplichting voldoen.

Taxatierapporten bevatten sinds enkele maanden gegevens over onderhoudsplan en reservefonds. Als daaruit blijkt dat die er niet zijn, dan wordt in het taxatierapport aangegeven wat dat betekent voor de waarde van het appartement.

 

Banken kijken tegenwoordig kritisch naar de financiën van een VvE. Als die tegenvallen – blijkens ontbreken van een onderhoudsplan of reservefonds – dan verlenen steeds meer banken minder financiering dan waar de koper op gerekend heeft.

 

De wet waarin de verplichting tot het hebben van een onderhoudsplan of reservefonds is geregeld kent een overgangstermijn van drie jaar. VvE’s hebben daarom tot en met 31 december 2020 om hun zaakjes op orde te brengen. Dit ondanks het feit dat een reservefonds al sinds 2005 verplicht is. Mede om die reden scherpen banken nu hun beleid aan.

 

Wilt u meer weten over de rechten en plichten die voortvloeien uit een hypothecaire lening? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Aansprakelijkheid onduidelijk bij onduidelijkheid over inschrijving bestuurder in handelsregister


Bij faillissement kijkt elke curator naar mogelijk onbehoorlijk bestuur als oorzaak van het faillissement. In dat geval wordt een bestuurder immers persoonlijk aansprakelijk en kan de curator de schuldeisers meer geld betalen. Onduidelijkheid over inschrijving van een bestuurder in het handelsregister van de Kamer van Koophandel maakt het er daarom voor de curator niet eenvoudiger op.

 

Het gebeurde wel, in een zaak waarin de bestuurder vond dat hij slechts werknemer was, terwijl hij wel al jaren lang – vanaf het moment dat hij aandelen in het bedrijf verkreeg – als bestuurder stond ingeschreven en die inschrijving zelf, nota bene als directie, had ondertekend. Ook uit dagelijkse werkzaamheden bleek hij bestuurstaken uit te oefenen

Hij voerde aan dat hij pas na het faillissement ontdekte dat hij als bestuurder was ingeschreven en er bij de aandelenoverdracht van uitgegaan was dat de formulieren die werden ondertekend puur over de aandelenoverdracht gingen. Bovendien blijkt er geen benoemingsbesluit van aandeelhouders te zijn waarin hij als bestuurder wordt benoemd. Het tweede element van het verweer is dat het faillissement is veroorzaakt door een hetze tegen het bedrijf op sociale media met een brede impact.

 

Voor de rechter zijn de feiten en omstandigheden van de curator vooralsnog voldoende om er vanuit te gaan dat de man bestuurder was. Duidelijk is dat het bedrijf onbehoorlijk bestuur heeft gepleegd omdat het bestuur zowel de administratieplicht als de publicatieplicht heeft geschonden. De rechter vindt echter ook dat de man dat gemotiveerd heeft bestreden met de stelling dat er sprake is van een misverstand met de notaris bij de aandelenoverdracht. De rechter geeft de man ruimte om hiervoor en voor zijn bewering over de hetze als oorzaak van het faillissement meer onderbouwing aan te leveren en houdt daarom verdere beslissing aan.

 

Hieruit blijkt dat aansprakelijkheid van bestuurders altijd afhankelijk is van de omstandigheden rond een faillissement. Wilt u meer weten over persoonlijke risico’s die u als bestuurder kunt lopen? Bel ons voor een afspraak.

Aansprakelijkheid bij onduidelijkheid over inschrijving bestuurder in handelsregister


Bij faillissement kijkt elke curator naar mogelijk onbehoorlijk bestuur als oorzaak van het faillissement. In dat geval wordt een bestuurder immers persoonlijk aansprakelijk en kan de curator de schuldeisers meer geld betalen. Onduidelijkheid over inschrijving van een bestuurder in het handelsregister van de Kamer van Koophandel maakt het er daarom voor de curator niet eenvoudiger op.

 

Het gebeurde wel, in een zaak waarin de bestuurder vond dat hij slechts werknemer was, terwijl hij wel al jaren lang – vanaf het moment dat hij aandelen in het bedrijf verkreeg – als bestuurder stond ingeschreven en die inschrijving zelf, nota bene als directie, had ondertekend. Ook uit dagelijkse werkzaamheden bleek hij bestuurstaken uit te oefenen

Hij voerde aan dat hij pas na het faillissement ontdekte dat hij als bestuurder was ingeschreven en er bij de aandelenoverdracht van uitgegaan was dat de formulieren die werden ondertekend puur over de aandelenoverdracht gingen. Bovendien blijkt er geen benoemingsbesluit van aandeelhouders te zijn waarin hij als bestuurder wordt benoemd. Het tweede element van het verweer is dat het faillissement is veroorzaakt door een hetze tegen het bedrijf op sociale media met een brede impact.

 

Voor de rechter zijn de feiten en omstandigheden van de curator vooralsnog voldoende om er vanuit te gaan dat de man bestuurder was. Duidelijk is dat het bedrijf onbehoorlijk bestuur heeft gepleegd omdat het bestuur zowel de administratieplicht als de publicatieplicht heeft geschonden. De rechter vindt echter ook dat de man dat gemotiveerd heeft bestreden met de stelling dat er sprake is van een misverstand met de notaris bij de aandelenoverdracht. De rechter geeft de man ruimte om hiervoor en voor zijn bewering over de hetze als oorzaak van het faillissement meer onderbouwing aan te leveren en houdt daarom verdere beslissing aan.

 

Hieruit blijkt dat aansprakelijkheid van bestuurders altijd afhankelijk is van de omstandigheden rond een faillissement. Wilt u meer weten over persoonlijke risico’s die u als bestuurder kunt lopen? Bel ons voor een afspraak.

Onderbewindstelling in testament van vóór 2003 ook nu nog geldig

In dergelijke gevallen is het overgangsrecht van toepassing. Daarin staat dat de nieuwe wet direct van toepassing is, behalve als bepalingen in een testament daarvan afwijken. Dat laatste is bij een onderbewindstelling zeker het geval. In deze zaak hadden de ouders zelf (om duidelijke redenen) een levenslang bewind voor ogen, getuige de tekst “zodra de onderbewindgestelde komt te overlijden”. Een dergelijke bepaling is voor de rechter reden om dat te eerbiedigen. Zelfs bij dwingend recht – wat in het nieuwe erfrecht het geval is – geldt dat daar bij testament kan worden afgeweken.

 

Als uit een testament blijkt dat het daarin opgelegde bewind pas eindigt bij overlijden van het onder bewind gestelde kind, dan moeten erfgenamen er van uitgaan dat de ouders bedoeld hebben om dat bewind te laten duren tijdens het gehele leven van het betreffende kind. Er is dan in beginsel geen mogelijkheid om het bewind tussentijds te beëindigen.

 

Wilt u meer weten over het onder bewind stellen van de erfenis van een of meer kinderen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Clausules in samenlevingscontract moeten in redelijkheid worden nageleefd

In alle gevallen is het belangrijk dat de redactie van de afspraken geen aanleiding tot onenigheid kan geven. In de praktijk blijkt toch altijd weer dat partijen daar hun eigen uitleg aan geven. Zo ook in een situatie waar beide partners na het beëindigen van hun relatie toch in het gezamenlijke huis blijven wonen. Desondanks komt het toch tot een geschil, namelijk over de verkoop van de woning en de daarbij horende prijs. In de samenlevingsovereenkomst staat dat de ex-samenwoners over de toedeling van het huis aan een van hen tot overeenstemming moeten komen binnen drie maanden nadat de ene partner aan de andere heeft laten weten dat hij of zij tot die toedeling wil overgaan. Als het hun binnen die termijn niet lukt, dan moeten beiden meewerken aan verkoop aan een derde.

 

Tot zover geen probleem, dat ontstaat pas als partijen er binnen drie maanden niet uit komen tegen welke prijs het huis aan een van hen kan worden toegedeeld. De verkoopprijs is het twistpunt. Moet verkoop tegen een zo hoog mogelijke verkoopprijs, waarbij elke partner mag overbieden, of moet het huis – bij belangstelling – aan een van de ex-partners worden toegedeeld tegen een door een makelaar, in overleg met makelaars van beide partijen vast te stellen prijs?

 

Het hof constateert dat het beding min of meer de strekking heeft dat een partner na drie maanden niet meer de mogelijkheid heeft het aandeel van de ander toegedeeld te krijgen. Toch kunnen drie maanden verstrijken zonder dat toedeling heeft plaatsgevonden, terwijl een van de partners wel tot toedeling wil overgaan. In dit geval was er reeds een bindende koopprijs vastgesteld door makelaars. Vanwege het niet-bereiken van overeenstemming over de koopprijs had toedeling echter nog niet plaatsgevonden binnen drie maanden. Het hof vindt het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om in zo’n geval de drie maanden termijn strikt toe te passen. De onwillige partij moet goede trouw bewijzen. Omdat hij dat in dit geval niet kon, concludeert het hof dat, vanwege de reeds vastgestelde bindende koopprijs een beroep op een hogere waarde faalt.

 

Wilt u meer weten over toedeling van onroerend goed na uiteengaan na samenwonen of huwelijk? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Eigenwoningforfait gaat stijgen door hogere WOZ-waarden

De Waarderingskamer komt tot deze inschatting na een rondje langs alle gemeenten in ons land. Op dit moment is er volgens de kamer sprake van een stabiele situatie. Het aantal bezwaren ligt al jaren op een laag niveau, stijging van waardering heeft geen hogere kosten tot gevolg en dat loopt zelfs achter op de inflatie.

 

Er wordt door huiseigenaren ook in toenemende mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om WOZ-waarden van andere huizen te bekijken op http://www.woz-waardeloket.nl/. Mogelijk worden in de toekomst meer mogelijkheden van openbaarheid gecreëerd.

Als er al bezwaar wordt gemaakt, gebeurt dat meer den meer door externe bureaus op basis van no cure no pay. De huiseigenaar is geen geld kwijt aan deze bureaus, die worden bij een positief resultaat voor de bezwaarmaker als proceskostenvergoeding door gemeenten betaald. Daarmee blijft de toegang tot bezwaar laagdrempelig. Wel vindt de Waarderingskamer het nuttig om door de overheid een onderzoek te laten uitvoeren naar het functioneren van de dienstverlening op basis van no cure no pay.

 

Wilt u meer weten over het kopen van een huis en de gevolgen voor allerlei belastingen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Fiscale vrijstelling van verschuiving winstaandeel in maatschap nog eens bevestigd

In de wet is een inbrengvrijstelling opgenomen voor overdrachtsbelasting. Het belang van de fiscus is dan om te kijken of er al dan niet sprake is van inbreng in een onderneming, dan wel van een nieuwe fiscale situatie vanwege de gevolgen van de gekozen route, die voor de fiscus nadelig uitpakt. Onlangs was dat aan de orde en stelde de inspecteur dat het vrijgesteld schuiven met economische belangen binnen een bestaand samenwerkingsverband niet onder de inbrengvrijstelling zou vallen.


De Rechtbank oordeelde dat in een dergelijk geval (ontbinding en oprichting in één akte) de onderneming gewoon blijft bestaan. Als het gemeenschappelijke vermogen van de maatschap niet verdeeld is, is sprake van voortzetting van de onderneming door de maten, inclusief het onroerend goed dat daarbij hoort. Bovendien vindt de rechter dat overdrachtsbelasting het oprichten van vennootschappen die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, niet mag belemmeren. De door de maten in dit geval gekozen route valt dan ook binnen doel en strekking van de wet.


Wilt u meer weten over aanpassing van winstverdeling in uw maatschap? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Fiscale vrijstelling van verschuiving winstaandeel in maatschap nog eens bevestigd

In de wet is een inbrengvrijstelling opgenomen voor overdrachtsbelasting. Het belang van de fiscus is dan om te kijken of er al dan niet sprake is van inbreng in een onderneming, dan wel van een nieuwe fiscale situatie vanwege de gevolgen van de gekozen route, die voor de fiscus nadelig uitpakt. Onlangs was dat aan de orde en stelde de inspecteur dat het vrijgesteld schuiven met economische belangen binnen een bestaand samenwerkingsverband niet onder de inbrengvrijstelling zou vallen.


De Rechtbank oordeelde dat in een dergelijk geval (ontbinding en oprichting in één akte) de onderneming gewoon blijft bestaan. Als het gemeenschappelijke vermogen van de maatschap niet verdeeld is, is sprake van voortzetting van de onderneming door de maten, inclusief het onroerend goed dat daarbij hoort. Bovendien vindt de rechter dat overdrachtsbelasting het oprichten van vennootschappen die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, niet mag belemmeren. De door de maten in dit geval gekozen route valt dan ook binnen doel en strekking van de wet.


Wilt u meer weten over aanpassing van winstverdeling in uw maatschap? Bel ons voor het maken van een afspraak.