Wanbeheer binnen de Commanditaire Vennootschap

Een commanditaire vennootschap is een bijzonder soort vennootschap, aangegaan tussen een of meer stille vennoten en een of meer beherende vennoten. De aansprakelijkheid van de stille vennoot is beperkt tot zijn inbreng in die vennootschap, zolang die vennoot ook stil is. De stille vennoot moet zich onvoorwaardelijk onthouden van het verrichten van beheersdaden. De stille vennoot mag vermogen inbrengen en verder mag hij extern namens de commanditaire vennootschap niets doen. Doet de stille vennoot dat toch, dan is hij volledig en hoofdelijk aansprakelijk. De beherend vennoot is degene die namens de commanditaire vennootschap in het handelsverkeer optreedt.

Dat betekent dat de stille vennoten afhankelijk zijn van de wijze en de manier waarop de beherend vennoot met betrekking tot de vertegenwoordiging van de commanditaire vennootschap zich van zijn of haar taak kwijt. Als de beherend vennoot in de ogen van de stille vennoten niet op de juiste wijze zijn taak vervult, zullen de stille vennoten afscheid willen nemen van de beherend vennoot en een ander willen aanwijzen.

Als de schriftelijke overeenkomst een regeling kent, zal die regeling gevolgd moeten worden. Over het algemeen bevat de overeenkomst dan een regeling die er in voorziet dat als de beherend vennoot zich op bepaalde wijze (mis)draagt of bepaalde doelen niet haalt, de beherend vennoot kan worden ontslagen. Ook zijn er regelingen die er in voorzien dat als bijvoorbeeld 3/4e gedeelte van de stille vennoten afscheid wil nemen van de beherend vennoot, de beherend vennoot ontslagen kan worden.

Buiten de schriftelijke overeenkomst tussen de vennoten kent ook de wet, zij het summier, een paar mogelijkheden. Zo kan de beheersbevoegdheid van een beherend vennoot (tijdelijk) worden beëindigd bij een gewichtige reden (vrij naar vorenbedoelde regeling), waarbij de vennoten in principe unaniem dienen te besluiten (mogelijk mag een substantiële meerderheid ook). Een andere mogelijkheid is het opzeggen van de vennootschap door de andere vennoten en/of vorderen van ontbinding bij de rechtbank.

Al met al reden om goed na te denken over de inhoud van de overeenkomst, zodat omgaan met onwenselijk gedrag van een beherend vennoot geen zwerende wond is of blijft. Heldere afspraken voorkomen veel problemen. Wilt u meer weten over de regels over commanditaire vennootschappen? Bel ons voor het maken van een afspraak

Voorkom onzekerheid ten aanzien van schenkingen zonder schenktraditie

In Nederland is men vanaf het achttiende levensjaar meerderjarig en in beginsel zelf verantwoordelijk en bevoegd om alle vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. Soms lukt dat niet meer, bijvoorbeeld door lichamelijk of geestelijk ongemak.

Vertegenwoordiging

Zolang u zelf wilsbekwaam bent kunt u zelf iemand aanwijzen, ofwel volmacht geven, om uw vermogensrechtelijke belangen te vertegenwoordigen. Dat kan bijvoorbeeld door iemand in een levenstestament een volmacht te geven. Binnen de in de volmacht omschreven grenzen kan de gevolmachtigde daarmee uw vermogensrechtelijke belangen behartigen.

Volmacht of bewind

Indien u zelf niet meer een volmacht kunt geven kan de rechter worden verzocht om een bewindvoerder te benoemen ter vertegenwoordiging van uw financiële belangen. Het aanvragen van een zogenoemd (meerderjarigen)bewind kost vaak meer tijd dan gedacht en komt ook veelal op een ongelegen moment, bijvoorbeeld wanneer men een woning wil verkopen en/of schenkingen zou wil doen. Er moet daarvoor namelijk eerst bij de rechter een verzoek worden ingediend. Bij dat verzoek moet onder meer een medische verklaring worden overlegd waaruit blijkt dat de onder bewind te stellen persoon (hierna ook te noemen: de betrokkene) ten gevolge van een lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is zelfstandig diens vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.

Na indiening van dergelijk verzoek moet er een officiële zitting worden ingepland door de rechter waarbij het verzoek wordt behandeld. Bij toewijzing van het verzoek wijst de rechter een bewindvoerder aan. Dit kan een familielid van de betrokkene zijn, maar men kan er ook voor kiezen om een rechtspersoon als bewindvoerder aan te stellen. Met het uitspreken van een bewind wordt de betrokkene zelf handelingsonbevoegd ten aanzien van één of meer tot diens vermogen behorende en/of toekomstige goederen. De betrokkene kan vervolgens alleen na toestemming van de bewindvoerder over zijn goederen beschikken.

Bescherming bij bewind

De bewindvoerder heeft voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen vooraf toestemming nodig van de betrokkene. Als deze geen rechtsgeldige toestemming kan of wil geven, heeft de bewindvoerder schriftelijke machtiging nodig van de rechter, bijvoorbeeld voor de verkoop van een woning van de betrokkene of het doen van schenkingen uit het vermogen van de betrokkene.

Wanneer het bewind is ingesteld vanwege de geestelijke gesteldheid van de betrokkene zal steeds machtiging van de kantonrechter moeten worden gevraagd. Was de betrokkene bij aanvang van het bewind nog wel wilsbekwaam, maar betwijfelt de bewindvoerder of dat nog steeds het geval is, dan moet de bewindvoerder die twijfel aan de kantonrechter meedelen en veiligheidshalve machtiging vragen.

De machtiging die de bewindvoerder nodig heeft, moet per brief aan de kantonrechter worden gevraagd bij wie ook de rekening en verantwoordingen moeten worden ingediend. Daarin zit een stuk bescherming van het vermogen van de betrokkene.

Geen bescherming volmachtgever

Anders dan bij een onderbewindstelling blijft de volmachtgever zelf bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen. Zo kan de volmachtgever zelfstandig dingen blijven verkopen en schenkingen doen. De verlening van een volmacht kan dus niet voorzien in de bescherming die een onderbewindstelling wel kan bieden omdat de volmachtgever -anders dan bij onderbewindstelling- wel zelf bevoegd blijft om rechtshandelingen te verrichten. Het voordeel van een volmacht is dat u zelf bepaalt wie u aanwijst als gevolmachtigde en waartoe deze persoon bevoegd is waardoor voor die handelingen dan geen rechtelijke machtiging is vereist.

Gerechtelijke uitspraak Hof

Het Hof Amsterdam heeft twee jaar geleden een afwijzende beschikking van de rechter tot het mogen doen van een schenking vernietigd. Het Hof vond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden in het verleden. In betreffende situatie betrof het twee dochters die als curator (dus ook als wettelijk vertegenwoordiger) van hun moeder een machtiging hadden verzocht om aan hun zelf een bedrag van ruim een ton te schenken.

In de eerste plaats was in die procedure gebleken dat de ouders in het verleden een grote vrijgevigheid toonden richting hun dochters. Door de relatief jonge leeftijd van beide ouders, het voortijdig overlijden van hun vader (op 64-jarige leeftijd) respectievelijk het ziek worden van hun moeder (hersenbloeding op 61-jarige leeftijd), zijn de ouders er nooit aan toegekomen om aan hun kinderen die schenkingen te doen zoals deze ouders zouden hebben gedaan als zij niet ziek zouden zijn geworden of zouden zijn overleden. De wens en de bedoeling van de ouders om in de toekomst vermogen te schenken aan hun dochters bleek zowel uit hun testamenten als uit de naar derden gedane uitlatingen. Schenkingen konden niet eerder worden gedaan door de ouders omdat hun vermogen toen nog niet liquide was. Daardoor heeft er ook geen schenkingstraditie in de eigenlijke zin van het woord kunnen ontstaan.

Het Hof verleende vervolgens wel machtiging voor een jaarlijkse belastingvrije schenking na de verkoop van de verkochte ouderlijke woning. Dit onder de beperking dat deze schenkingen slechts mochten plaatsvinden zonder nadere toestemming van de rechter zolang de -volgens de Aanbevelingen meerderjarigenbewind geldende- grens van het liquide vermogen van € 30.000,00 van moeder niet is bereikt. Het Hof vond dat de verzorgingsbehoefte van moeder niet in gedrang zou komen door de jaarlijkse schenkingen aan beide dochters ter grootte van het jaarlijks vrijgestelde bedrag.

De door de dochters verzochte machtiging voor de schenking van ruim een ton werd door het Hof afgewezen omdat de financiële omstandigheden van de ouders dat ook niet mogelijk hadden gemaakt als hun gezondheid goed was gebleven.

Advies

Wilt u geen onzekerheid over mogelijk toekomstige schenkingen? Maak dan zelf op tijd een notariële volmacht (al dan niet in een levenstestament) en leg daarin duidelijk vast of en zo ja door wie, aan wie, wanneer en tot welk bedrag er namens u geschonken mag worden.

Voor meer informatie kunt u bij ons terecht.

Alimentatieplicht bij voorbaat uitsluiten is mogelijk niet altijd nietig

Samenwoners

Ongehuwde samenwonende partners die uit elkaar gaan hebben geen alimentatieverplichting. U kunt echter afspreken dat u wel een alimentatieverplichting wilt aangaan in bijvoorbeeld een samenlevingscontract. Als u dat niet heeft afgesproken in een samenlevingscontract maar later wel duidelijk is dat u uit elkaar gaat kunt u dit ook dan nog nader afspreken. Moreel gezien kan de partner met het hoogste inkomen zich immers verplicht voelen om de aanstaande ex-partner, die bijvoorbeeld geen of weinig inkomen heeft en voor de kinderen heeft gezorgd, financieel te steunen. Een dergelijke afspraak moet schriftelijk worden vastgelegd zodat dit geldt als onderling bewijs en ook door de belastingdienst wordt erkend. De alimentatieverplichting duurt zolang als afgesproken.

Geregistreerd partnerschap en huwelijk

Zowel na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap als een huwelijk is wettelijk gezien partneralimentatie verplicht wanneer de ene partner een bijdrage in het levensonderhoud nodig heeft (behoefte) en de ander voldoende financiële ruimte heeft om deze bijdrage te betalen (draagkracht). De hoogte van de alimentatie wordt per geval bepaald en daar gelden richtlijnen voor.

De duur van de partneralimentatie is gelijk aan de helft van de duur van het geregistreerd partnerschap of het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Er zijn enkele uitzonderingen op deze hoofdregel, onder meer geldt dat als kinderen jonger zijn dan twaalf jaar de partneralimentatieverplichting eerst eindigt als het jongste kind de twaalfjarige leeftijd bereikt.

Nihilbeding bij huwelijk of geregistreerd partnerschap en de rechtspraak

Hoe zit dat nu met afspraken tussen echtgenoten of geregistreerd partners als men geen alimentatieverplichtingen wil hebben? Kunnen echtgenoten of geregistreerde partners het recht op partneralimentatie alvast op voorhand in de huwelijkse- of partnerschapsvoorwaarden al uitsluiten? Dit wordt ook wel een nihilbeding genoemd.

Over deze vraag is al regelmatig geprocedeerd en in een recente rechtszaak zou het volgens de advocaat-generaal van de Hoge Raad (het hoogste rechtscollege) in zijn advies aan de Hoge Raad moeten kunnen. Deze adviseur heeft zelfs zelf cassatie ingesteld in het belang der wet.

De beslissing van de Hoge Raad zal overigens nog wel moeten worden uitgesproken in november 2022 en er zal dus afgewacht moeten worden of de rechter het advies gaat volgen.

Deze rechtszaak ging over de volgende situatie. De aanstaande echtgenoten hadden vóór het sluiten van het huwelijk een nihilbeding laten opnemen in hun huwelijkse voorwaarden. De Rechtbank en het Hof hadden beiden geoordeeld dat een vóór het huwelijk gesloten alimentatieovereenkomst niet valt binnen de wettelijke grenzen die zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en zo’n afspraak nietig is.

Het Hof verwijst daartoe onder meer naar een tweetal eerdere uitspraken van de Hoge Raad uit 1979 en 1980 en ook de Raad van State stelt dat naar huidig recht een voorhuwelijks nihilbeding nietig is.

Maar soms is een beroep op het (nietige) nihilbeding soms toch wel toegestaan door de rechter omdat – onder omstandigheden – sprake was van strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

Ook zijn in de wettekst (en parlementaire geschiedenis) wel aanknopingspunten te vinden dat een nihilbeding in de voorhuwelijkse voorwaarden geldig is.

De advocaat-generaal is nu dus van mening dat het nihilbeding waarbij wordt afgezien van partneralimentatie toch wel zou moeten kunnen omdat dit soort afspraken vallen onder de contractsvrijheid tussen echtgenoten. Onder omstandigheden kunnen echtgenoten de rechter immers – op grond van de wet – vragen het nihilbeding te wijzigen of terzijde te stellen. Ook kan een beroep worden gedaan op de redelijkheid en billijkheid of op onvoorziene omstandigheden.

De Advocaat Generaal vraagt daarmee aan de Hoge Raad om terug te komen op haar eerdere uitspraken.

Afspraken op papier zetten

Overigens lijkt het de Advocaat-generaal verstandig dat een nihilbeding bij notariële akte wordt overeengekomen. De notaris heeft immers een zorg- en informatieplicht naar de personen die een dergelijke afspraak willen maken.

Vorderingen binnen samenwoonrelatie kunnen verjaren

Niet alleen huwelijken stranden, ook samenwoonrelaties blijken niet altijd bestand tegen de tijd. Zonder goede afspraken vooraf – hoezeer dat ook tegen ieders gevoel werkt – liggen de problemen bij het uit elkaar gaan op de loer. Bijvoorbeeld over investeringen die één partner in de gezamenlijke woning heeft gedaan.

De vraag is hoe lang een vordering op de andere partner in stand blijft, wat daarover is geregeld in het samenlevingscontract. Soms bevat het samenlevingscontract de bepaling dat als de gezamenlijke woning tijdens de samenleving wordt verkocht, eventuele vergoedingsrechten opeisbaar worden op het moment van verkoop. De vordering op de partner over de gedane investering is dan vijf jaar lang opeisbaar. Na vijf jaar is de vordering verjaard en niet meer opeisbaar.

De partner die uit eigen middelen meer dan zijn of haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor dat meerdere een vordering heeft op hun partner. Als in het samenlevingscontract wordt bepaald dat de vordering opeisbaar is in geval van verkoop van de woning, is er geen vrije keuze meer van het moment van opeisbaarheid. Een directe betaling is echter niet nodig, de investerende partner kan dan volstaan met een bijvoorbeeld een schuldigerkenning. Als deze nalaat om aanspraak te maken op een vergoedingsrecht en dit ook niet binnen de verjaringstermijn van 5 jaren aan zijn of haar partner laat weten, is de vordering verjaard. Er bestaat dan ook geen aanspraak meer op een vergoedingsrecht.

Wilt u weten wat u moet doen of laten bij het vastleggen van afspraken in een samenlevingscontract? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Aanpak witwassen goed, met ruimte voor verbetering

(Bron KNB) De Nederlandse aanpak van witwassen en financiering van terrorisme heeft de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt en is robuust, maar kan nog beter. Voornaamste verbeterpunt is het voorkomen dat rechtspersonen worden misbruikt voor criminele doeleinden. Dat concludeert een rapport van de Financial Action Task Force (FATF).

Om misbruik van rechtspersonen te voorkomen, moeten onder meer banken, notarissen en advocaten meer stappen zetten om vast te stellen wie de uiteindelijke begunstigden zijn. Oftewel, wie zijn de ultimate beneficial owners (UBO’s)? Ook stelt de FATF dat de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) door niet-financiële beroepsgroepen als notarissen, advocaten en handelaren beter moet, evenals het toezicht daarop.

UBO-register

Een andere aanbeveling van de FATF is dat Nederland zich meer zou moeten inspannen om ervoor te zorgen dat het UBO-register wordt gevuld met nauwkeurige informatie over de UBO’s van rechtspersonen die in Nederland actief zijn. Het kabinet reageert in het najaar op de aanbevelingen van de FATF.

Draagplichtregeling hypotheekschuld voorkomt onverwachte claims

Onderlinge vordering

In veel gevallen wordt een huis gekocht met een hypothecaire lening en eigen spaargeld, of met de opbrengst van het vorige huis. Het kan ook zijn dat een van jullie bij een verbouwing of bij aflossing extra eigen geld inlegt. Dat houdt in dat diegene een vordering krijgt op de ander voor de helft van dat bedrag. Dat houdt alleen stand als jullie dat ook vastleggen. Je spreekt dan af dat de lasten 50/50 over jullie worden verdeeld. Leg daarnaast bij voorkeur vast hoeveel de niet- of minder investerende partner, eventueel met een rentevergoeding, aan de ander moet betalen om de verdeling recht te trekken. Ook kan worden afgesproken of de vordering moet meestijgen en -dalen met de waardeontwikkeling van het huis.

Draagplichtovereenkomst

In plaats van de hiervoor geschetste afspraken kunnen jullie ook een draagplichtovereenkomst met elkaar sluiten, waarin je vastlegt dat de ene partner meer geld in de woning heeft geïnvesteerd dan de ander. Daarin kom je overeen dat jullie de hypotheekschuld niet 50/50 zullen dragen, maar dat jullie de inleg van eigen geld compenseren. Degene van jullie die extra geld uit eigen zak heeft ingebracht, hoeft voor 50% van de tegenwaarde daarvan de hypotheek niet mee te dragen.

Als jullie gaan samenwonen vanuit een verschillend woningverleden, is het met het oog op de fiscus belangrijk dat je goed laat bekijken en vastleggen aan wie welk gedeelte van hypotheeklasten wordt toegerekend. Ook hiervoor biedt de draagplichtovereenkomst uitkomst. Dan spreek je daarin af de hypotheekschuld in jullie onderlinge verhouding zo te verdelen dat deze binnen de fiscale mogelijkheden past en jullie onderlinge financiële verhoudingen respecteert..

Trouwen of partnerregistratie

Zowel bij onderlinge vorderingen als bij een draagplichtovereenkomst kan trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan zonder voorwaarden vervelende gevolgen hebben. In die gevallen vervalt de draagplichtovereenkomst. Jullie beiden worden dan weer draagplichtig voor de helft van de schuld. Dat kunnen jullie voorkomen met huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden.

Zonder eigen geld

Het is niet uitzonderlijk dat samenwoners die een huis gaan kopen helemaal geen eigen geld in de aankoop kunnen steken. Dat betekent niet dat bij de financiering niet moet worden nagedacht over onderlinge draagplicht. Het is immers niet ondenkbaar dat een van jullie beiden later alsnog eigen geld in de woning kan steken, bijvoorbeeld als die partner een mooie schenking of erfenis krijgt. Als jullie dan bij de aankoop en financiering geen losse leningdelen hebben gemaakt en toegekend aan elk van jullie, is het alsnog sluiten van een draagplichtovereenkomst lastiger. De draagplicht vraagt dan veel meer aandacht en alertheid.

Willen jullie meer weten over de draagplichtovereenkomst? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Duidelijkheid in testament bepalend voor wie erfgenamen zijn

Zo komt het voor dat er iemand tot erfgenaam in het testament is benoemd, terwijl vanwege veranderde omstandigheden al heel lang geen sprake meer is van contact tussen degene die het testament ooit opmaakte (de testateur) en de vermelde erfgenaam. Als in een dergelijk geval ook uit de tekst van het testament niet kan worden opgemaakt in welke verhouding de begunstigde tot erfgenaam wordt benoemd, of ook een duidelijke omschrijving ontbreekt van de reden van de erfstelling, kan dat reden zijn tot het vervallen verklaren van de erfstelling.

Dat bleek in een zaak die dit jaar voor de rechtbank Noord-Holland diende. Alleen de naam van de begunstigde als erfgenaam was in het testament genoemd, verder geen enkele aanwijzing. Het was daarom niet duidelijk of de testateur wel wilde dat de begunstigde onder alle omstandigheden enig erfgenaam zou zijn, bijvoorbeeld omdat beiden al jaren uit elkaar zijn of al jaren op geen enkele manier meer iets met elkaar te maken hebben gehad.

De rechter maakt in die situatie gebruik van de wettelijke bepaling dat daden of verklaringen van de testateur die niet in het testament staan, toch als bij de uitleg van het testament mogen worden gebruikt. In deze zaak leidde de rechter daaruit af dat de testateur zijn nalatenschap terecht wilde laten komen bij

degene met wie hij een hechte relatie had of die een belangrijke rol in zijn leven speelde, zakelijk dan wel privé. Dat gold na zoveel jaren niet meer voor de in het testament vermelde erfgenaam. De testateur leefde immers al jaren in een geregistreerd partnerschap met een ander. Deze laatste werd daarom door de rechter als erfgenaam beschouwd.

Wilt u dergelijke situaties voorkomen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Schuld dga meeverkopen met BV is niet altijd winstuitdeling

Veel directeur-grootaandeelhouders (dga’s) hebben altijd wel een meer of minder grote schuld aan hun BV. Kan een dga met een dergelijke schuld bij verkoop van de aandelen in zijn BV de schuld ongestraft “meeverkopen” aan de koper, die daarmee de schuld overneemt?

In dergelijke gevallen is vrijwel altijd sprake van – verkapte – winstuitdeling. Voor de fiscus reden om bij de dga in privé aan te kloppen. De Belastingdienst ziet dit in principe met betrekking tot de schuld feitelijk als een schijnlening. Mede door de verkoop van de BV zal de dga immers de schuld nooit aflossen. Dat levert volgens de fiscus een uitdelingsvoordeel op voor de verkoper van de aandelen, de dga.

Het Hof Den Bosch oordeelde dat de dga inderdaad nooit de schuld zal aflossen. Dat betekent voor het hof echter niet dat de fiscus automatisch gelijk heeft. In de betreffende zaak vond het hof het aannemelijk dat de dga met de verkoopopbrengst van zijn tweede woning zijn schuld had kunnen aflossen, wat oorspronkelijk ook diens bedoeling was. Omdat de schulden gedurende de leningsperiode vrijwel niet zijn gestegen, is er volgens het hof fiscaal gezien geen sprake van een verkapte winstuitdeling.

Wilt u meer weten over het aflossen van dga-schuld aan de BV of het meeverkopen daarvan bij verkoop van de aandelen? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Executeur mag huis verkopen om schulden te voldoen

In nogal wat testamenten wordt tegenwoordig een executeur benoemd. Soms worden diens taken in het testament duidelijk omschreven, andere keren blijft het bij een benoeming waarin niet expliciet de taken van de executeur zijn opgenomen. In die gevallen gelden de wettelijke bepalingen voor de executeur.

De wet bevat bepalingen dat de executeur bevoegd is de door hem of haar beheerde goederen te gelde te maken voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden van de nalatenschap. In dergelijke gevallen kan het bijvoorbeeld gaan over de vraag of de executeur het huis van de overledene mag verkopen.

In een casus voor de Rechtbank Limburg speelde drie vraag. Degene die het testament had opgemaakt, had ook bepaald dat overleg met of toestemming van de erfgenamen niet nodig is als de executeur het nodig vindt om voor betaling van schulden het huis te verkopen. In deze casus vond de executeur dat nodig omdat hij nog slechts over een uiterst laag budget – uit de nalatenschap – beschikte, waarmee de lasten van het pand slechts nog een korte tijd konden worden betaald. Omdat hij daarmee geen enkele calamiteit meer zou kunnen opvangen en de kosten die gepaard gaan met het beheer en behoud van de woning niet meer zou kunnen voldoen, achtte hij het nodig het huis te verkopen.

De rechtbank oordeelde dat de executeur bevoegd was om het huis te verkopen.

Wilt u meer weten over welke taken de executeur wel en niet mag uitvoeren? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Standaardboete in koopcontract houdt niet altijd stand

In vrijwel alle koopcontracten bij aankoop van een huis is een standaardboete van 10% van de koopsom opgenomen in het geval de koper het huis toch niet afneemt. Makelaarsorganisatie NVM heeft dit percentage ooit verklaard als adequaat om eventuele schade bij de verkopers te dekken. Hoewel de schade voor verkopers in een opgaande markt meestal beperkt blijft, zag NVM er een aansporende werking van uitgaan. Het Hof Den Bosch heeft dit laatste weer in perspectief getrokken en acht in de opgaande markt de werkelijk geleden schade bepalend.

De kwestie waar het om ging was dat de koper bij meerdere hypotheekverstrekkers offerte voor een hypotheeklening heeft aangevraagd, waarbij twee verstrekkers de koper niet aan de lening konden helpen en alleen de derde met een directe afwijzing kwam. De verkoper ging vervolgens niet akkoord met het beroep van koper op het financieringsvoorbehoud

De rechter stelde de verkoper in het gelijk, gelet op het duidelijke financieringsvoorbehoud in het koopcontract. De koper vond het bedrag dat daaruit voortvloeide niet in verhouding staan tot de werkelijk gelden schade van de verkoper en stapte naar het Hof.

Het Hof stond achter de rechtbank waar het gaat om de boete. Echter op het punt van de geleden schade ging het Hof met de koper mee. Het Hof concludeerde dat de verkoper alleen enkele maanden dubbele lasten had gehad en dat daarmee de werkelijk geleden schade zeer beperkt was gebleven. Voor de verkoper leverde deze conclusie een boetemeevaller op van bijna 90%! Hij diende alleen de geleden schade te vergoeden.

Wilt u meer weten over de houdbaarheid van de boeteclausule in de koopovereenkomst? Bel ons voor het maken van een afspraak.