Familiebedrijven zorgen voor 25% Nederlandse bedrijfsomzet

Dat meldt het CBS op basis van nieuw onderzoek naar familiebedrijven. Een familiebedrijf is een bedrijf waarbij één familie direct of indirect een meerderheid van zeggenschap heeft en formeel betrokken is bij het bestuur. Bedrijven van zelfstandigen zonder personeel rekent het CBS tot een aparte groep. Bij de meeste bedrijven in Nederland werken niet meer dan 50 personen. Van de bedrijven en instellingen met 2 tot 50 werkzame personen is 69 procent een familiebedrijf. Hoe groter het bedrijf, hoe minder vaak het een familiebedrijf is. Het omzetaandeel van familiebedrijven is met 43 procent dan ook het grootst onder bedrijven met minder dan 50 werkzame personen. Bij bedrijven met meer dan 250 werkzame personen realiseren de familiebedrijven 13 procent van de omzet.
Verder zorgden familiebedrijven in 2018 voor ruim 2,46 miljoen werknemersbanen, ruim 29 procent van alle werknemersbanen in Nederland.

Familiebedrijven zijn gemiddeld ouder dan andere bedrijven. Bijna de helft (47 procent) van de bedrijven die 30 jaar of langer bestaan was in 2018 een familiebedrijf. Dit zijn overwegend bedrijven van 2 tot 50 werkzame personen.

De grootste groep familiebedrijven (44 procent) bestond in 2018 10 tot 30 jaar. Van de overige bedrijven was 27 procent zo oud. 18 procent van de familiebedrijven was 30 jaar of ouder. Bij de niet-familiebedrijven was dit 9 procent.
Een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben. Alle familiebedrijven samen hebben 343 duizend vestigingen; dit is 19 procent van alle vestigingen van bedrijven en instellingen. In gemeenten met weinig inwoners komen familiebedrijven vaker voor dan in grotere gemeenten. Van alle vestigingen in de gemeente Breda, de negende stad van Nederland, hoort 16 procent bij een familiebedrijf. Dat is hoger dan in andere steden in de top 10 van grote steden in Nederland. In Utrecht en Amsterdam zijn bijvoorbeeld 11 procent van de vestigingen onderdeel van een familiebedrijf.

Het onderzoek Familiebedrijven in Nederland is uitgevoerd na een Kamermotie en bekostigd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). In de resultaten van het onderzoek komen naast het aantal bedrijven, de omzet en toegevoegde waarde, ook cijfers aan bod over het aantal werknemersbanen en kenmerken daarvan. Cijfers worden uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en provincie en zijn beschikbaar over de jaren 2015-2018. Het huidige onderzoek bevat een aantal kwaliteitsverbeteringen en veranderingen ten opzichte van eerder CBS-onderzoek.


Rechtsgeldige besluiten buitengewone algemene ledenvergadering vragen zorgvuldigheid

Onvrede over het beleid van een verenigingsbestuur kan er toe leiden dat leden zelf een buitengewone algemene ledenvergadering bijeenroepen. Daarbij moet worden gelet op de bepalingen in de staturen over de manier waarop een (buitengewone) algemene ledenvergadering bijeen moet worden geroepen.

Als dat allemaal volgens de regels is gebeurd, is het vervolgens weer noodzakelijk dat er een in de statuten vermelde drempel wordt gehaald van het aantal leden dat het wenselijk vindt dat een buitengewone algemene ledenvergadering zal worden belegd. Als die drempel wordt gehaald, kunnen rechtsgeldige besluiten worden genomen.
Een tweede obstakel is dat degenen die bij de leden peilen of zij instemmen met het houden van een buitengewone algemene ledenvergadering, het aantal voorstanders daarvan voldoende aannemelijk kunnen maken. Ten derde is het ook van belang dat aangetoond kan worden dat vervolgens alle leden van de vereniging een uitnodiging voor de vergadering hebben ontvangen.
Als aan een van de drie vereisten niet is voldaan, kunnen geen rechtsgeldige besluiten worden genomen.

Wilt u meer weten over de vereisten voor het bijeenroepen van een algemene vergadering en het nemen van rechtsgeldige besluiten daarin? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Financiën verduidelijkt nieuwe regels overdrachtsbelasting

De verklaringen voor de startersvrijstelling en het verlaagde tarief worden beschikbaar gesteld op de website van de Belastingdienst en kunnen daarvan gedownload worden. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) is in gesprek met het ministerie van Financiën en de Belastingdienst over de uitvoering van het wetsvoorstel. Hierbij gaat het met name over de inrichting van het aangifteproces voor de overdrachtsbelasting. Hiervoor moeten aangiftesystemen bij het notariaat en de Belastingdienst worden aangepast. De KNB hamert hierbij op een efficiënt aangifteproces met zo min mogelijk uitvoeringslasten.

De notaris moet voorafgaand aan de overdracht van een woning vragen of de koper deze al dan niet als hoofdverblijf gaat gebruiken en of de koper voldoet aan de voorwaarden van de startersvrijstelling. Daarvoor heeft de notaris een verklaring van de koper nodig. Die verklaring kan worden gedownload van de website van de Belastingdienst.
Het toetsingsmoment van de leeftijdseis voor de startersvrijstelling is de datum waarop de leveringsakte wordt gepasseerd. Als er sprake is van een opschortende voorwaarde wordt er getoetst per datum dat de voorwaarde wordt vervuld.

De notaris mag vertrouwen op de verklaringen van de koper dat deze niet eerder gebruik heeft gemaakt van de vrijstelling en is daarvoor niet aansprakelijk. Dat geldt ook voor de verklaring van de koper dat de woning als hoofdverblijf wordt gebruikt.

Wilt u meer weten over toepassing van de verschillende tarieven voor overdrachtsbelasting? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Omzichtig handelen bij tegenstrijdig belang bestuurslid stichting

Het komt wel voor dat een bestuurslid van een stichting naast zijn of haar bestuurlijke inzet ook betaalde (advies)werkzaamheden voor diezelfde stichting verricht. Dat vraagt om een goede rechtsgrond, bijvoorbeeld een voorafgaand besluit van het stichtingsbestuur.

Statuten van stichtingen bevatten over het algemeen een bepaling dat bestuursleden geen beloning voor hun bestuurswerkzaamheden ontvangen. Als een stichtingsbestuurder uit andere hoofde, bijvoorbeeld vanuit zijn of haar eigen onderneming werkzaamheden voor diezelfde stichting verricht, moet daaraan een besluit van het stichtingsbestuur ten grondslag liggen, blijkend uit notulen.

Zo moest er onlangs een rechtbank aan te pas komen in een kwestie waarin een enig bestuurslid van een stichting in zijn hoedanigheid van adviseur betaalde advieswerkzaamheden voor de stichting had verricht en vervolgens ook in zijn hoedanigheid als bestuur decharge / finale kwijting had verleend.

De wet schrijft voor stichtingen nog niet voor dat een bestuurder met een tegenstrijdig belang zich onthoud van deelname aan besluitvorming. Er is nog slechts een wetsvoorstel waarin dat geregeld wordt, maar dat is nog geen wet. Daarin schuilt voor de bestuurder dus nog geen strijd met de wet en kan het besluit niet als nietig worden beschouwd. Daarentegen is het besluit tot decharge / finale kwijting wel vernietigbaar omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid waarmee een bestuurslid zich moet gedragen is. Die strijdigheid is helder waar alleen dat bestuurslid een besluit tot decharge c.q. finale kwijting van zichzelf als bestuurslid neemt.

De rechter stelt dat er aan een beloningsafspraak voor te verrichten werkzaamheden door een van de bestuursleden een rechtsgeldig besluit ten grondslag moet liggen, bijvoorbeeld blijkend uit notulen. Dat wordt nog eens onderstreept als in de statuten van de stichting uitdrukkelijk is bepaald dat de leden geen beloning voor hun bestuurswerkzaamheden ontvangen. Zeker in geval van een tegenstrijdig belang moet van een rechtsgeldige afspraak blijken. Omdat die niet aan de rechter is overlegd, gaat die er van uit dat er geen afspraak is. Het bestuurslid krijgt van de rechter nog de mogelijkheid om dit bewijs te leveren.

Wilt u meer weten over tegenstrijdig belang in stichtings- en verenigingsbesturen? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Machtiging via verklaring van erfrecht cruciaal

Zonder verklaring van erfrecht of een verklaring van de eventuele executeur heeft een machtiging niet voldoende juridische basis om voor de rechter stand te houden. Dat bleek onlangs in een procedure waarin een erfgenaam als gemachtigde van de erfgenamen in cassatieberoep ging tegen een aanslag inkomstenbelasting. De gemachtigde kon op verzoek van de griffie geen verklaring van erfrecht of een verklaring van de executeur overleggen waaruit moest blijken dat alle erfgenamen het cassatieberoep willen instellen. De indiener beschikte alleen over een door “de kinderen van” de overledene machtiging, de overlijdensakten en een trouwboekje. Daarmee wilde hij notariskosten besparen.

Met die stukken kon de Hoge Raad niet vaststellen dat hij namens alle erfgenamen optreedt. Het cassatieberoep is daarmee niet-ontvankelijk, het kostenaspect is geen acceptabel excuus. Goedkoop wordt hiermee duurkoop.

Wilt u meer weten over het opstellen van een verklaring van erfrecht? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Maximaal 3000 euro in contanten tegen witwassen

Een wetsvoorstel van die strekking is voor advies aan de Raad van State aangeboden. Het voorstel bevat ook de mogelijkheid voor gegevensdeling door banken, andere financiële instellingen en notarissen. Een derde hoofdpunt is dat er een wettelijke mogelijkheid komt voor gezamenlijke transactiemonitoring door banken. Het kabinet wil met de voorgestelde wet meer mogelijkheden creëren om witwassen van crimineel geld en terrorismefinanciering aan te pakken en tegen te gaan.

Naast de contantgeldgrens zijn er specifiek maatregelen in het voorstel opgenomen voor waarborging van integriteit in de trustsector. Dienstverlening met hoge integriteitsrisico’s worden bij wet verboden. Het gaat daarbij onder meer om diensten te leveren als derde-hoog risicolanden of op belastinggebied non-coöperatieve landen betrokken zijn. Ook het aanbieden van doorstroomvennootschappen wordt verboden.

Wilt u meer weten over de bestaande of nieuwe grens voor het accepteren van contante betalingen? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Verplichte inschrijving in UBO-register voor verenigingen en stichtingen

Sinds eind september is geldt een verplichting tot inschrijving van rechtspersonen en personenvennootschappen in het UBO-register. De verplichting geldt ook voor verenigingen en stichtingen.
In het UBO-register moeten alle uiteindelijk belanghebbenden (ultimate benificial owners: “UBO’s”) bij de rechtspersoon worden opgenomen

Als UBO van een vereniging (zoals de lokale atletiek-, voetbal- of muziekvereniging) of stichting (zoals zorginstelling, school of andere non-profit instellingen) wordt aangemerkt de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de zeggenschap heeft over de vereniging of stichting door (1) het (direct of indirect) houden van meer dan 25% eigendomsbelang, (2) het (direct of indirect) kunnen uitoefenen van meer dan 25% van de stemmen bij een besluit tot statutenwijziging of (3) het op een andere manier uitoefenen van de feitelijke zeggenschap.
Als op basis van de voorgaande criteria geen UBO kan worden aangewezen, dan wordt het gehele statutaire bestuur als UBO aangemerkt. In de praktijk worden dit ook wel “pseudo-UBO’s” genoemd.

Van de ingeschreven UBO’s worden een aantal gegevens openbaar: de naam, de geboortemaand- en jaar, de nationaliteit en de woonstaat. Daarnaast wordt vermeld wat de aard en de omvang van het belang is. Daarmee is dan bij informatie-aanvragen inzichtelijk op basis waarvan iemand als UBO is ingeschreven en welk belang die persoon in de vereniging of stichting heeft. Als een bestuurder alleen vanwege zijn functie als pseudo-UBO in het register staat zal dat uit het uittreksel blijken. Zijn of haar gegevens komen in dat geval overeen met die in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Wilt u meer weten over de registratieplicht in het UBO-register? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Pas op met (kamer)verhuur in appartementengebouw.

Bij een grondgebonden woning is sprake van volle eigendom en mag je in principe en binnen de grenzen van de wet met het huis doen en laten wat je wilt. Bij een appartementsrecht is dit anders aangezien je dan te maken hebt met het reglement van splitsing en de vereniging van eigenaars.

Recent speelde een door een VVE aangespannen rechtszaak waarbij door een vastgoedonderneming woningen zijn opgekocht en na verbouwing verhuurd aan (vaak) meerdere bewoners. Het betrof hier een woonappartement waarbij de vastgoedonderneming van de gemeente een vergunning had gekregen om de woning om te zetten naar vier onzelfstandige woonruimtes. In het splitsingsreglement is echter bepaald dat als een eigenaar zijn appartement in gebruik wil geven aan een ander daarvoor toestemming van de Vereniging van Eigenaars nodig is. De VvE heeft deze toestemming hier geweigerd omdat zij meende dat kamerverhuur in strijd is met het splitsingsreglement. Volgens dit reglement is de woning van de vastgoedonderneming bestemd voor huisvesting van “één gezin”. In geval van vier afzonderlijke huurders, ongeacht of één van hen optreedt als hoofdhuurder, wordt niet aan dit criterium voldaan.

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat de VVE in redelijkheid de beslissing kon nemen om de toestemming voor de verhuur van het appartement aan vier personen te weigeren. De VVE volgt daarmee immers wat in het splitsingsreglement is opgenomen. Daarnaast is een besluit van de VVE, genomen in strijd met het splitsingsreglement, nietig. In het hier van toepassing zijnde splitsingsreglement is bepaald dat een eigenaar of gebruiker verplicht is het privégedeelte te gebruiken overeenkomstig het gebruik in de akte van uitgifte in erfpacht. Zowel in het splitsingsreglement als in de akte van erfpacht staat dat sprake is van 48 woningen die bestemd zijn voor één gezin, en 8 die bestemd zijn voor een alleenstaande. Daaruit blijkt dat daarin bij de splitsing expliciet onderscheid is gemaakt tussen iemand die alleen woont en een gezin. Naar objectieve maatstaven dient in dit verband onder gezin te worden verstaan een sociale eenheid met al dan niet verwante personen die duurzame affectieve banden met elkaar hebben en elkaar zorg en steun verlenen.

Hoewel een gezin op verschillende manieren kan zijn samengesteld valt een woongroep zoals aangevoerd als gezin door de vastgoedonderneming daar volgens de rechter niet onder. Volgens de vastgoedonderneming gaat het om vier studenten dan wel mensen die net starten op de arbeidsmarkt en een woning delen. Het gebruik door een woongroep zou feitelijk neerkomen op vier alleenstaanden die de woning delen, die over het algemeen ook geen gezamenlijke huishouding voeren, terwijl in het splitsingsreglement juist expliciet een onderscheid wordt gemaakt tussen een alleenstaande en een gezin waar wel sprake is van een gemeenschappelijke huishouding.
Dat de bedoeling dat in het appartement van de vastgoedonderneming een gezin dient te wonen, ook in geval van huur, niet expliciet in het splitsingsreglement terugkeert doet daar niet aan af. Immers, bij het bepalen van de bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan, dient gekeken te worden naar de gehele akte. Dat de term ‘gezin’mogelijk van de gemeente afkomstig is en de gemeente thans rept over ‘huishouden’maakt dat niet anders. Uitleg moet plaatsvinden naar de bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan op het moment dat die splitsing heeft plaatsgevonden. Daar komt nog bij dat een woongroep ook aan de term ‘huishouden’niet lijkt te voldoen.

Kortom dikke pech voor de vastgoedonderneming en zonde van zijn investering. Uit deze kwestie blijkt maar weer dat het spreekwoord “bezint eer gij begint” zeker opgaat. Wij maken akten van splitsing en weten dus als geen ander wat daar in staat. Heeft u plannen voor het verhuren van uw appartement of het huren van een appartement? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Beëindigen schenkingsregeling goed voor lagere huizenprijzen

Er gaan nu geluiden op om de schenkingsregeling verhoogde vrijstelling eigen woning te beëindigen. De regeling zou namelijk een van de redenen zijn waardoor de huizenprijzen in korte tijd enorm zijn gestegen.

Uit schattingen van het ministerie van Financiën blijkt dat het aantal schenkingen sinds de verruiming van de regeling in 2017 is verdubbeld naar ongeveer 20.000 schenkingen per jaar. Volgens Financiën loopt de schatkist hierdoor ieder jaar 190 miljoen euro schenkbelasting mis. Hierbij kan men zich afvragen of de schenkingen ook gedaan zouden zijn als de extra vrijstelling niet bestond. In de praktijk zien we dat vooral starters op de huizenmarkt profiteren van deze regeling. De vrijstelling geldt namelijk alleen voor huizenkopers tot 40 jaar.

In de huidige woningmarkt waarin de vraag naar huizen groter is dan het aanbod en in combinatie met de extreem lage hypotheekrente geeft de extra ton op zak aanleiding tot het elkaar overbieden. Hierdoor gaan courante woningen vaak weg voor bedragen die ver boven de oorspronkelijke vraagprijs liggen.
De regeling lijkt dan ook – naast het opdrijven van de huizenprijzen – ook tot ongelijkheid op de woningmarkt te leiden. De koper die geen rijke ouders of familieleden heeft valt veelal buiten de boot en moet noodgedwongen bij de ouders blijven wonen of veel te duur een huis of appartement huren.

Het pleidooi dat nu hier en daar geventileerd wordt is dat de schenkingsregeling beëindigd moet worden, hoewel erkend moet worden dat de schenkingsregeling niet de enige oorzaak is van de hoge prijzen en krapte op de markt. Ook de productie van nieuw woningen blijft al jaren achter bij de vraag, mede dankzij de strenge milieumaatregelen van de overheid, al dan niet ingegeven/opgelegd door Europa. Ook uit een recent onderzoek uitgevoerd door De Nederlandse Bank blijkt dat de schenkregeling eigen woning leidt tot hogere prijzen.

De conclusie van DNB is dat starters uiteindelijk niet veel geholpen zijn met een groter aankoopbudget. Zonder de regeling had met minder geld wellicht een zelfde huis gekocht kunnen worden. Dit alles neemt niet weg dat het voor een koper bijzonder prettig is een belastingvrije schenking van ruim € 100.000 te mogen ontvangen. Zolang de regeling nog bestaat en met een verstandig aankoopbeleid (laat je niet gek maken) komt het eerste eigen huis wellicht toch binnen bereik.

De vrijstelling komt niet zomaar. Om er gebruik van te kunnen maken gelden strikte regels. Wij weten exact welke. Staat je een dergelijke schenking te wachten? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Vergoedingsvordering tussen samenwoners met eigen huis vraagt aandacht bij huwelijk

Op grond van een samenlevingsovereenkomst kan dan een vergoedingsvordering ontstaan ter grootte van het gedeelte dat een partner extra heeft bijgedragen. Dit betekent automatisch dat voor de andere partner een schuld ontstaat.
Een dergelijke vergoedingsvordering is een aandachtspunt als ongehuwde samenwoners willen trouwen of een geregistreerd partnerschap willen aangaan. Als geen huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden worden opgesteld, dan valt de gemeenschappelijke woning in de beperkte gemeenschap van goederen die sinds 1 januari 2018 geldt. De vergoedingsvordering van de ene partner op de andere partner behoorde voor het aangaan van het huwelijk of geregistreerd partnerschap tot zijn of haar privévermogen, en blijft ook na het aangaan van het huwelijk of geregistreerd partnerschap privé.

De schuld van de andere partner zal echter in de gemeenschap vallen, omdat deze schuld betrekking heeft op een gemeenschapsgoed, zijnde de woning. Gemeenschapsschulden worden in feite door beide partners gedragen, waardoor de partner draagplichtig wordt voor de helft van de schuld aan zichzelf en de helft van zijn of haar vordering verliest.

Wilt u dit voorkomen? Dan kunt u het beste huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden opstellen waarin de onderlinge schuld wordt uitgezonderd van de gemeenschap. Heeft u vragen over het opstellen van huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden? Bel ons voor het maken van een afspraak.