Belang van kind telt bij regeling juridisch ouderschap in lesbische relatie

Na erkenning oefenen beide ouders gezamenlijk het
ouderlijk gezag uit over het kind. Onlangs speelde een kwestie waarin de
meemoeder stelde niet erg betrokken te zijn geweest bij de zwangerschap van haar
partner omdat beiden toe al in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld.
Ook de biologische moeder wil het juridisch ouderschap weer bij haarzelf alleen
onderbrengen.

Beide vrouwen hadden een langer relatie waarvan een
deel in huwelijksverband. De meemoeder was bij de bevalling aanwezig en heeft
een aantal maanden ook deels voor het kind gezorgd. Daarna was er geen sprake
meer van contact tussen de meemoeder en het kind. Haar ouders echter pasten
daarna en nog steeds het merendeel van de week op het kind. De meemoeder wil
wel de biologische moeder financieel blijven helpen met de opvoeding van het
kind.

Voor de rechter is wat betreft de juridische relatie
tussen meemoeder en kind niet de juridische situatie van het moment bepalend,
maar het belang van het kind. Het argument van het in overeenstemming brengen
van de juridische en de biologische werkelijkheid niet opgaat. Juridisch
ouderschap van de meemoeder staat immers altijd los van de biologische
werkelijkheid, behalve als zij genetisch
materiaal heeft afstaan aan de biologische moeder. Dat laatste zou een argument
kunnen zijn.

Beide moeders hebben gezamenlijk besloten een kind ter
wereld te brengen. Zolang er geen andere ouder is met wie het kind in
gezinsverband kan opgroeien, of van een donor die het kind wil erkennen, is de
kans groot dat de rechter oordeelt dat in het belang van het kind de bestaande
juridische situatie blijft gehandhaafd, met twee juridische ouders en met familierechtelijke
banden met de bloedverwanten van beide moeders. Of dat altijd zo zal blijven,
hangt af van factoren als de verstandhouding tussen beide moeders, de financiële
ondersteuning en – in dot geval – de betrokkenheid van de ouders van de
meemoeder. Zolang dat niet verandert is het niet in het belang van het kind om
het juridisch ouderschap te veranderen.

Wilt u meer weten over meemoederschap en de juridische
verhoudingen in een lesbische ouderrelatie? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Bij volmacht aangebrachte aanvullende of afwijkende bedingen in leveringsakte houden geen stand

Begin
2018 speelde een zaak voor de rechter, waarin de koper een volmacht had
afgegeven om het gekochte te aanvaarden met
alle bedingen en voorwaarden die met de verkoper waren of zouden worden
overeengekomen, de akten en stukken daarvoor op te maken en ook nog eens alles
te doen waar de gemachtigde verstandig zou vinden.

In
de uiteindelijke leveringsakte was ook afgeweken van wat in de
koopakte en in de goedgekeurde concept-leveringsakte stond. De leveringsakte
werd onder meer de verplichting aan de koper opgelegd om het pand niet te laten
gebruiken door asielzoekers, verslaafden, arbeiders en horeca-exploitanten.
De koper heeft daarop de rechter
gevraagd om de koopovereenkomst te ontbinden omdat in de koopovereenkomst met
de verkoper was overeengekomen om het pand vrij van alle bijzondere lasten en
beperkingen over te dragen.

De rechter benadrukte dat het niet
gebruikelijk is om een ver strekkende volmacht te verlenen om inhoudelijke
wijzigingen in de te passeren akte op te nemen. Indien u als koper een volmacht
noodzakelijk acht, is het van groot belang de volmacht zo specifiek mogelijk te
omschrijven zodat er geen onduidelijkheden tegenover derden kunnen ontstaan en
u niet gebonden kunt worden aan bepalingen waarmee u niet heeft ingestemd.

Wilt u meer weten over de haken en
ogen bij het passeren van een leveringsakte bij volmacht? Bel ons voor het
maken van een afspraak.

Niet alle afspraken met betrekking tot wijziging huwelijkse voorwaarden houden stand

Zo ook in een situatie waarin het getrouwde stel tijdens hun huwelijk in een onderhandse akte had afgesproken dat de waarde van het huis waarin zij woonden en welk huis eigendom was van de man, volledig verrekend werd tijdens huwelijk omdat de op de woning rustende hypothecaire schuld volledig was afgelost met overgespaarde inkomsten. Het huis werd vervolgens in een afzonderlijke stichting ondergebracht. Later, nog steeds tijdens het huwelijk, werd het huis voor een symbolische koopprijs overgedragen aan een daartoe opgerichte familiestichting. Weer enkele jaren later werd de man failliet verklaard. De vraag was of de overdracht van het huis het gewenste gevolg had.

 

De rechter (in hoger beroep) stelt vast dat volgens de familiestichting de titel voor de levering van het huis wordt gevormd door de inhoud van de onderhandse akte die het koppel tijdens hun huwelijk heeft opgemaakt. Echter, de rechter oordeelt anders. De echtgenoten hebben destijds niet de regels gevolgd die gelden bij wijziging van huwelijkse voorwaarden. Door de dwingende regels niet te volgen, heeft geen geldige wijziging huwelijksvoorwaarden plaatsgevonden en ook geen geldig overdracht aan de familiestichting.

 

Met de onderhandse akte heeft het stel beoogd de vermogenstoename al tijdens het huwelijk te verrekenen, en de woning al gedurende het huwelijk, ook ten behoeve van de vrouw in de daartoe in het leven geroepen stichting onder te brengen. Zij hadden in de statuten van de stichting opgenomen dat de man de zeggenschap als bestuurder van de stichting verliest op het moment dat hij failliet gaat. Ook was bepaald dat in dat geval de vrouw – samen met eventuele kinderen uit het huwelijk – de zeggenschap over het stichtingsvermogen krijgt. Zij zouden dan vervolgens de stichting kunnen ontbinden en de opbrengst aan zichzelf toekennen.

Die zeggenschap bestond niet in de oorspronkelijke huwelijkse voorwaarden. Omdat niet de dwingende regels voor het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden in acht zijn genomen, heeft geen wijziging van de huwelijksvoorwaarden plaatsgevonden en zijn de afspraken om het huis onder te brengen in een stichting nietig.

 

Wilt u meer weten over het maken van afspraken in huwelijkse voorwaarden en die af te stemmen op uw voornemen om in een later stadium uitvoering te geven aan aanvullende afspraken? Bel ons voor het maken een afspraak.

Dwingend recht en goede zeden belangrijker dan bepalingen in testament

Een voorbeeld daarvan. Een man had zijn echtgenote onterfd en haar, in plaats van haar deel in de erfenis, het vruchtgebruik van het huis waarin zij woonden gegeven onder de voorwaarde dat het vruchtgebruik maximaal zeven jaar mag duren en al eerder eindigt als de vrouw voor die tijd zou hertrouwen.

 

Echter, de vrouw heeft een wettelijk recht op vruchtgebruik van huis en inboedel. Van dat recht mag niet worden afgeweken. Als een testament bepalingen en voorwaarden bevat die het recht van vruchtgebruik beperken of daar verplichtingen aan koppelen die een ongestoorde gebruik van dat recht in de weg staan, hebben die bepalingen geen werking. Ze worden beschouwd als niet geschreven.

 

Een ander voorbeeld. In een testament is aan het vruchtgebruik ook nog de voorwaarde gekoppeld dat de vruchtgebruiker het huis en de bijbehorende tuin in dezelfde staat van onderhoud moet houden als deze ten tijde van de start van het vruchtgebruik is en dat de vruchtgebruiker de werkkamer van haar man in dezelfde staat en inrichting moet houden. In hetzelfde voorbeeld werd ook nog bepaald dat bepaalde familieleden van de vruchtgebruiker niet in het huis zouden mogen komen.

Ook een dergelijke bepaling wordt voor niet geschreven gehouden. Immers, het wettelijke vruchtgebruik is onbeperkt. Ook hier gaat het (dwingend) recht voor.

 

Een laatste voorbeeld. De echtgenote wordt in het testament benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van het kind van de overledene, maar voor alle belangrijke handelingen dient zij vooraf toestemming te vragen aan één of meerdere zussen van haar overleden man.

Die bepaling is in strijd met de goede zeden. Bij meerderjarigenbewind is het gebruikelijk dat de bewindvoerder voor uitgave boven € 1.500 toestemming van de kantonrechter nodig heeft.

 

Wilt u meer weten over welke wensen in een testamenten wel stand houden? Bel ons voor het maken vaan een afspraak.

Waardedaling eenmanszaak na echtscheiding is risico ondernemer

Het Hof Den Haag stelt dat activa van een eenmanszaak onderdeel zijn van de ontbonden gemeenschap. Noch in de wet, noch in de jurisprudentie worden redenen gegeven om voor de waardering van de activa af te wijken van de wettelijke verdeling. Dat betekent dat de waarde geldt die de eenmanszaak had op het moment van de echtscheiding.

 

Verlies dat tussen de datum van echtscheiding en de feitelijke verdeling wordt gelden, is voor rekening van de ondernemende ex-partner. Per datum echtscheiding eindigt immers ook de vermenging van de bezittingen en schulden van beide partners. Verlies of winst na die datum heeft geen invloed meer op de verdeling van de gemeenschap.

 

Een dergelijke situatie kan worden voorkomen als de ondernemende partner direct na de echtscheiding de onderneming zou staken en liquideren. Voor vaststelling van de omvang van de schuld van de onderneming moet worden uitgegaan van de datum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Bij directe staking en liquidatie van de onderneming zou alleen de opbrengst van de activa na verkoop in de verdeling worden betrokken, naast de hoogte van de schuld op de datum van de ontbinding van de gemeenschap.

 

Wilt u meer weten over de gevolgen van staking of voortzetting van een eenmanszaak na echtscheiding? Bel ons voor een afspraak.

Strikte regels voor omzetten zuivere in beneficiaire aanvaarding

Dat bleek eens te meer in een zaak waarin de rechter een dergelijk verzoek moest beoordelen omdat de erfgenamen een schuld aan het zorgkantoor meldden vanwege een onterecht verschaft deel van het persoonsgebonden budget (PGB) aan de overleden echtgenoot en ouder.

 

Als erfgenamen na aanvaarding van een erfenis alsnog een onbekende schuld ontdekken en de rechter inschakelen voor een machtiging om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden, toetst de rechter dat verzoek aan de vereisten daarvoor in de wet. De betreffende clausule n de wet beschermt erfgenamen tegen schulden die zij niet kenden en evenmin behoorden te kennen op het moment van zuivere aanvaarding. De rechter sluit met beoordeling van “kende en behoren te kennen” aan bij het begrip goede trouw. Er is bijvoorbeeld geen sprake van goede trouw als een erfgenaam het bestaan van de schuld kende op het moment van aanvaarding van de nalatenschap.

 

Echter, ook als een erfgenaam de betreffende schuld niet in beeld had, maar – gegeven de omstandigheden – beter had moeten weten of in elk geval had moeten twijfelen of er al dan niet een schuld op dat punt zou kunnen zijn en dat niet heeft onderzocht, is er ook geen sprake van goede trouw. Ook al zou de administratie van de overledene – al dan niet op een correcte manier – door een derde zijn uitgevoerd, dan nog heeft de erfgenaam de plicht om te onderzoeken welke schulden er zijn. De rechter oordeelt dan dat de erfgenaam de schuld had behoren te kennen.

 

Wilt u meer weten over zuivere en beneficiaire aanvaarding? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Opheffing huwelijkse voorwaarden geldt ook bij echtscheiding

Het is daarna, ingeval van echtscheiding, niet meer mogelijk om de aanpassing te laten vernietigen. Onlangs speelde een dergelijke zaak voor de rechter waarbij de ene partner de wijziging wilde laten vernietigen, omdat de andere partner zou hebben verzwegen dat daardoor ontstane algehele gemeenschap van goederen ook zou gelden in andere gevallen dan overlijden.

 

De rechter verwierp die opvatting. Als het verwijt terecht zou zijn, had moeten blijken dat de andere partner wist dat dat de eisende partner niet wist dat de algehele gemeenschap ook zou gelden in andere situaties dan overlijden.

 

Wilt u meer weten over de gevolgen van opheffen van huwelijkse voorwaarden? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Regels voor girale schenking onder uitsluitingsclausule

Gemeenschap van goederen in een huwelijk houdt in dat alle geld en goederen die beide partners bij aanvang van hun huwelijk en daarna hebben ingebracht, gezamenlijk bezit wordt. Dat is althans het geval zolang er tijdens huwelijk niet wordt overgestapt op huwelijkse voorwaarden. Er geldt wel een uitzondering. Alles wat een partner krijgt uit schenking of erfenis onder de clausule dat die schenking alleen hem of haar ten goede komt en niet aan de partner, valt niet in de gemeenschap van goederen. Een uitsluitingsclausule kan niet meer worden opgelegd als de schenking of erfenis al een feit zijn.

 

Ook aan een girale schenking kan een uitsluitingsclausule worden verbonden. Daar gelden geen vormvereisten voor, een verklaring van de schenker dat hij of zij de ontvanger voorafgaand aan de overboeking heeft meegedeeld dat het geld uitsluitend voor die ontvanger is, is al voldoende om aan te tonen dat er sprake is van een uitsluitingsclausule.

 

Wilt u meer weten over schenkingen of erfenissen met een uitsluitingsclausule? Bel ons voor het maken van een afspraak.

Vanaf 2018 is beperkte gemeenschap van goederen de standaard

Algehele gemeenschap van goederen (tot 2018)


Wanneer stellen geen afspraken maken voor hun huwelijk of geregistreerd partnerschap geldt nu volgens de wet de algehele gemeenschap van goederen. Dat betekent dat alle bezittingen en schulden die voor en tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn opgebouwd gezamenlijk eigendom zijn. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld een schenking, erfenis of (uw aandeel in) het familiehuisje. Na een scheiding moeten de partners al het geld en bezittingen in principe in tweeën verdelen. Hetzelfde geldt voor de schulden. Ook als u niet weet dat uw partner schulden heeft gemaakt, moet u daar toch aan meebetalen.


Beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018)


Voor stellen die trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan op of na 1 januari 2018 geldt automatisch de beperkte gemeenschap van goederen. Dat betekent dat alleen vermogen dat tijdens het huwelijk of het geregistreerde partnerschap is opgebouwd van u samen is. Bezittingen of schulden van voor het huwelijk vallen niet in de gezamenlijk boedel. Ook schenkingen, giften en erfenissen blijven persoonlijk bezit of ze nu voor of tijdens het huwelijk zijn ontvangen. Om te kunnen aantonen, bijvoorbeeld bij een echtscheiding of overlijden, dat bepaalde bezittingen uw persoonlijk eigendom zijn, is een goede administratie belangrijk. Zonder bewijs van eigendom worden persoonlijke spullen toch tot het gemeenschappelijk vermogen gerekend.

Voor schulden die ontstaan tijdens het huwelijk, ook als een van de partners hier niets van afweet, zijn volgens de nieuwe wet beide partners nog steeds aansprakelijk.

Huwelijkse voorwaarden en partnerschapsvoorwaarden


Wilt u tijdens uw huwelijk of geregistreerd partnerschap bezittingen of schulden apart houden? Dan gaat u naar de notaris voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. Deze situatie verandert niet door de nieuwe wet.

U kunt na 1 januari 2018 ook nog steeds kiezen voor de algehele gemeenschap van goederen. Daarvoor kunt u ook bij de notaris terecht. Voor stellen die ongehuwd samenwonen is de situatie ongewijzigd. De wet heeft voor samenwoners niets geregeld. U kunt zelf een samenlevingsovereenkomst laten opstellen waarin u uw afspraken vastlegt.

Wij adviseren u graag over de verschillende mogelijkheden afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Bel ons voor het maken van een afspraak.

Ondernemers veranderen nauwelijks van rechtsvorm

Het CPB heeft gekeken naar de belastingdruk van personen die voor de inkomstenbelasting worden gezien als ondernemers (IB-ondernemers) en directeur-grootaandeelhouders (dga’s). Daarbij is gekeken naar de rechtsvorm van ondernemingen tussen 2007 en 2014. De eerste keuze voor een rechtsvorm blijkt vaak de definitieve keuze.


Van IB naar dga


Uit data van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat 1 procent van de ib-ondernemers drie jaar later dga is geworden. Bij inkomens boven de 75.000 euro ligt dat percentage hoger: 3 procent. De omgekeerde weg wordt vooral bewandeld door dga’s met een inkomen tot 75.000 euro: van hen kiest 5 procent er voor om door te gaan als ib-ondernemer. Dat neemt snel af bij hogere inkomens.


Motieven


De keuze om over te stappen op een andere rechtsvorm voor de onderneming is afhankelijk van vele factoren. Naast fiscale motieven spelen ook risico en aansprakelijkheid, kostenoverwegingen zoals administratie, pensioen- en vermogensopbouw en bedrijfsopvolging een rol.