Rechtsgevolgen echtscheiding anders dan bij scheiding van tafel en bed

Wat
gebeurt er als in eerste instantie door de rechter een verzoek tot scheiding
van tafel en bed toegewezen krijgt en na toewijzing in hoger beroep vraagt om
wijziging daarvan in een echtscheiding? Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft
recent uitgesproken dat een dergelijk verzoek niet kan worden beoordeeld als een
verzoek om het eerste verzoek aan te passen in een verzoek tot echtscheiding.
Bij scheiding van tafel en bed spreekt de rechter de scheiding van tafel en bed
uit, stelt de hoofdverblijfplaats van kinderen vast en een voorlopige zorgregeling
tussen – meestal – de man en de
kinderen.

Als
partijen de rechter vragen om scheiding van tafel en bed uit te spreken en dat
verzoek gehonoreerd wordt, is er geen basis voor hoger beroep. Anders zou het
geweest zijn als een van beide partners in die procedure ook zou hebben
verzocht echtscheiding uit te spreken. Dan is hoger beroep mogelijk. Voorkeuren
bij nader inzien zijn geen basis voor hoger beroep

Een
scheiding van tafel en bed heeft andere rechtsgevolgen dan een echtscheiding. Als
na de uitspraak tot scheiding van tafel en bed partijen dat willen omzetten
naar volledige echtscheiding zullen zij of een van hen daartoe een procedure
moeten starten.

Wilt
u meer weten over de rechtsgevolgen van scheiding van tafel en bed of
echtscheiding? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Regelen financiële kwesties belangrijkste reden opstellen levenstestament

Het
notariaat gebruikt modellen voor het levenstestament die op basis van eerdere
ervaringen worden aangepast en vernieuwd. Om deze ontwikkelingen te
ondersteunen, wordt aan de VU en het NSCR een promotieonderzoek uitgevoerd dat
zich richt op het gebruik en de toepassing van het levenstestament in de
praktijk. In het kader van dit onderzoek is vorig jaar een vragenlijst onder
(kandidaat-)notarissen verspreid. Deze vragenlijst werd door 220 van hen
ingevuld.

Boven de 60

De
resultaten van de vragenlijst zijn nu verwerkt in een rapport. Daaruit blijkt onder meer dat bij de meeste notarissen de cliënten
die een levenstestament willen, boven de 60 jaar zijn. Met name de groep tussen
60 en 70 jaar weet de notaris te vinden voor een levenstestament. Ruim 90
procent van de respondenten gaf aan dat cliënten vooral een levenstestament
afsluiten omdat ze vrezen voor ziektes als dementie, waardoor ze wilsonbekwaam
kunnen worden.

Toezicht

Van
de (kandidaat-)notarissen die aan het onderzoek meewerkten vindt een op de drie
dat standaard een vorm van toezicht in het levenstestament moet worden
opgenomen. Want wie controleert of dat wat in het document is vastgelegd ook
daadwerkelijk wordt uitgevoerd? Daarnaast vindt 40 procent dat een vorm van
toezicht in het levenstestament moet worden opgenomen als de cliënt daar om
vraagt en 26 procent vindt dat dit noodzakelijk is als er ‘bepaalde
gevoeligheden’ zijn.


UBO-register bedreigt privacy familiebedrijven

Na
de komende jaarwisseling moeten ondernemingen en rechtspersonen hun (in)directe
eigenaren laten registreren in het UBO-register. De Ultimate Beneficial Owner
(UBO) is namelijk de uiteindelijk belanghebbende bij een onderneming of
rechtspersoon. Het register komt er om financieel-economische criminaliteit,
zoals het witwassen van geld en terrorismefinanciering tegen te gaan. De
inschrijvingsplicht geldt voor personen met dan 25% van de aandelen heeft. Een
deel van de persoonsgegevens – naam en economisch belang van de UBO – wordt via
het register openbaar. Dat betekent dat gegevens van meer dan 277.000
familiebedrijven openbaar worden.

Ook werkgeversvereniging VNO-NCW vindt het voorgestelde register een te grote
inbreuk op de privacy van familiebedrijven.

Wilt
u meer weten over de gevolgen van het UBO-register voor u en uw
mede-aandeelhouders? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Aantal testamenten in de lift

Het CTR is een database waarin
(kandidaat-)notarissen testamenten registreren. De Koninklijke Notariële
Beroepsorganisatie (KNB) beheert het register. Het CTR biedt geen inzage in de
inhoud van het testament, maar beantwoordt wel de vraag of een overledene een
testament heeft en bij welke notaris deze zich bevindt.

Familierecht

Het notariaat heeft meer akten gepasseerd dan vorig kwartaal. Dit blijkt uit de
factsheet akten. Ook vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar eerder is het
aantal akten toegenomen, met 5 procent. De grootste stijgingen zijn zichtbaar
in het familierecht. Naast het testament blijft vooral het levenstestament het
goed doen. Het aantal verklaringen van erfrecht neemt juist iets af: met 4
procent ten opzichte van vorig jaar.

Wilt u meer weten over het maken van een
testament? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Eenmalig verhoogde schenking geldt ook bij al betaalde verbouwingskosten

De
fiscus dacht zijn slag te slaan met het argument dat een succesvol beroep op de
vrijstelling alleen mogelijk is voor zover de verbouwingskosten na de
schenkingsdatum zijn betaald. De rechter gaf vervolgens les: voor een succesvol
beroep op deze vrijstelling moet zijn voldaan aan de betalingseis,
bestedingseis en bewijsplicht. In dit geval waren betaling en besteding
overduidelijke handelingen.
Blijft
over de bewijsplicht. Om daaraan te voldoen is het niet per se noodzakelijk dat
de besteding na de schenking wordt gedaan. Immers, de wet bepaalt dat een
schenkingsaanslag wordt berekend over alle schenkingen die in een kalenderjaar
zijn gedaan.

In
dit geval was daarom van belang dat de ontvanger van de schenking de betaling
van de schenking en de betaling van de verbouwingskosten kon aantonen. Wanneer
die in het kalenderjaar hebben plaats gevonden en welke betaling het eerst is
gedaan, is daarbij niet van belang.
Het
geschonken bedrag moet aan het eigen huis zijn besteed in het jaar waarin een
beroep op de schenkingsvrijstelling is gedaan, dan wel in de twee
daaropvolgende kalenderjaren. Dat leidt tot de conclusie dat verbouwingskosten
ook worden kunnen betaald vóórdat een schenking is ontvangen.

Wilt u meer weten over schenkingen in
het algemeen of de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling in het bijzonder?
Bel ons voor het maken van een afspraak.


Partneralimentatie gaat in 2020 veranderen

1.
Dat
geldt onder meer als het huwelijk meer dan vijftien jaar heeft geduurd en als
de ontvangende partner hoogstens tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd. De
alimentatieduur is dan maximaal tien jaar.

2.
Voor
een huwelijk dat meer dan vijftien jaar heeft geduurd, waarbij de ontvanger van
alimentatie op of voor 1 januari 1970 is geboren en minimaal tien jaar jonger
is dan de AOW-leeftijd, geldt een alimentatieplicht van 10 jaar.

3.
Voor
de derde uitzondering blijft de termijn van twaalf jaar gelden, deze geldt als
er sprake is van zorg voor uit het huwelijk geboren kinderen.

Zoals
bij veel wetten is ook hier een overgangsregeling van toepassing. De oude wetgeving
blijft gelden voor bestaande alimentatieafspraken. Er komt ook een hardheidsclausule
voor schrijnende gevallen, waarmee de rechter een verlenging van de
alimentatieduur kan toekennen. Van schrijnende gevallen kan bijvoorbeeld sprake
zijn als er een gehandicapt of ernstig ziek kind is, of als de ontvanger van de
alimentatie langdurig en intensief mantelzorg voor andere familieleden moet
bieden.

De
hardheidsclausule is ook van toepassing in gevallen de alimentatieplichtige aantoonbaar
heeft geweigerd om zorgtaken voor de kinderen over te nemen, of als de
ontvanger van alimentatie voor of tijdens het huwelijk arbeidsongeschikt of
ziek is geworden waardoor hij of zij binnen de geldende alimentatietermijn niet
economisch zelfstandigheid heeft kunnen worden.
Verlenging
van de alimentatieduur op grond van de hardheidsclausule kan bij de rechter
worden aangevraagd.

Wilt
u meer weten over de gevolgen van ontbinding van een huwelijk? Bel ons voor het
maken van een afspraak.


Deelgezag mogelijk voor meeroudergezinnen

Deze kabinetsreactie wijkt af van
het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap om
onder bepaalde voorwaarden juridisch meerouderschap wettelijk mogelijk te
maken. De commissie had liever gezien er voor alle ouders volwaardig ouderschap
is.

Nieuwe gezinsvormen

Steeds meer kinderen groeien op in
nieuwe gezinsvormen en hebben meer dan twee ouders die voor hen zorgen. Omdat
er tot nu toe maar twee ouders het gezag konden hebben over een kind, was het
voor bijvoorbeeld scholen of huisartsen lastig om te bepalen of een ouder
besluiten mag nemen voor het kind. ‘Dit is niet in het belang van het kind,’
lichtte Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming toe. ‘Daarom gaan we
deelgezag mogelijk maken voor personen die een belangrijke rol spelen in de
verzorging en opvoeding van het kind.’

Erfenis

De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft op verzoek van het
ministerie van Justitie en Veiligheid geadviseerd over deze vraagstukken. Zo stelde de KNB dat een kind met meer dan twee ouders zonder wijziging van Boek 4 van al zijn
ouders erfgenaam is, met alle daaraan verbonden gevolgen. Dat past in de visie
van de Staatscommissie op volwaardig ouderschap. Omdat het kabinet nu niet
kiest voor volledig gezag, verandert er nu ook niets in het erfrecht.

Wilt u meer weten over (deel)gezag? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Online oprichting bv mogelijk per 1 augustus 2021

Op grond van de richtlijn moeten lidstaten het mogelijk maken dat
bepaalde kapitaalvennootschappen langs digitale weg kunnen worden opgericht. In
Nederland gaat het in ieder geval om bv’s. Volgens minister Sander Dekker voor
Rechtsbescherming zal bij de implementatie van de richtlijn zoveel mogelijk
worden aangesloten bij het al bestaande systeem, dus inclusief een rol van de
notaris bij de oprichting van een bv. Dit heeft Dekker onlangs laten weten in
antwoord op Kamervragen. ‘Mede in het kader van de implementatie van de
richtlijn, wordt daarom de mogelijkheid om de digitale oprichting van bv’s in
Nederland te laten plaatsvinden via een digitale notariële akte
uitgewerkt, aldus de minister.

Digitale identificatie en ondertekening

Op grond van de richtlijn moeten bv’s
volledig online kunnen worden opgericht zonder dat de oprichters voor de
notaris moeten verschijnen. Naast een digitale akte zullen daarom ook digitale
identificatie en digitale ondertekening mogelijk moeten worden gemaakt. Daarbij
zijn een betrouwbaar digitaal identificatiemiddel en een betrouwbare digitale
handtekening van groot belang. Mede om digitale oprichting van bv’s mogelijk te
maken, werkt de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) aan de
ontwikkeling van deze digitale instrumenten onder de (werk)naam NotarisID.

Voorkoming van fraude en misbruik

Digitalisering staat bij de KNB hoog op
de agenda. Om tot (verdere) digitalisering van (registratie)processen en
innovatie in de vastgoed- en vennootschapsketen te komen, pleit de KNB al
langer voor introductie van een digitale notariële akte. Dat wil zeggen: een
akte die in plaats van op papier als digitaal document wordt ondertekend.
Hiermee en met inzet van videoconferentie, digitale identificatie en digitale ondertekening
kan het notariaat goed voldoen aan volledige online oprichting van bv’s, met de
maatschappelijk relevante notariële waarborgen van rechtszekerheid en
rechtsbescherming en voorkoming van fraude en misbruik.

Wilt u meer weten over het oprichten van een bv? Bel ons voor het maken van een afspraak.


Twee naast elkaar gelegen appartementen vormen niet één woning

In een recente uitspraak heeft Gerechtshof Amsterdam in
hoger beroep een uitspraak gedaan in een zaak waarin een eigenaar van twee
naast elkaar gelegen appartementen stelde dat deze als één eigen woning moesten
worden aangemerkt. Er was sprake van een huiseigenaar met een appartement/eigen
woning met daarop een hypotheek. Toen het naastgelegen appartement te koop kwam
is besloten dit er bij te kopen (met een nieuwe hypotheek) om het eigen gezin
in te huisvesten.

Voor beide woningen werd vervolgens hypotheekrente
fiscaal afgetrokken als rente op financiering eigen woning. De fiscus stelde
vervolgens dat de tweede woning niet gold als eigen woning, maar als tweede
woning waarbij de rente over de aankooplening niet aftrekbaar is. Er mag
namelijk maar voor één eigen woning tegelijk rente worden afgetrokken. De
huiseigenaar was het hier niet mee eens en stapte naar de rechter.

Tot verdriet van de huiseigenaar oordeelde
uiteindelijk het gerechtshof als volgt: “beide appartementen tezamen kwalificeren niet als
één eigen woning. Beide appartementen vormen in bouwtechnisch opzicht en naar
aard en inrichting twee zelfstandige woningen. Van belang hierbij is dat er
geen doorgang is gemaakt tussen de beide appartementen. Eveneens van belang is
dat de hal waar de voordeuren op uitkomen, via de lift en het trappenhuis
toegankelijk is voor derden.”
Aangezien er over
tien jaar rente was afgetrokken die nu door de fiscus wordt teruggevorderd, is
de schade voor deze huiseigenaar aanzienlijk, nog afgezien van alle juridische
kosten.
Dit hele probleem had voorkomen kunnen worden door tijdig informatie
over de mogelijkheden in te winnen
.

Wilt
u meer weten over appartementsrechten en geen fiscale kleerscheuren oplopen? Wij zijn hierin gespecialiseerd. Bel ons voor het
maken van een afspraak.

Huwelijkse voorwaarden ook onder nieuwe recht zinvol

Als
er al een onderneming bestaat vóór het huwelijk, valt deze buiten de nieuwe
beperkte gemeenschap van goederen en blijft dit privévermogen van de
echtgenoot-ondernemer. In de wet is echter bepaald dat de echtgenoot-ondernemer
altijd een redelijke vergoeding voor zijn kennis en arbeid moet betalen aan de
gemeenschap. Het salaris dat de echtgenoot-ondernemer ontvangt uit zijn
onderneming valt op zich altijd in de (beperkte) gemeenschap van goederen, dus
dat kan dan als de vergoeding worden gezien, maar de hoogte van dat salaris zal
hij echter zelf kunnen vaststellen. Wat is dan een redelijk salaris? Daar is
geen algemene regel voor en dat schept onduidelijkheid tussen de echtgenoten.
Door
huwelijkse voorwaarden te maken kunnen de echtgenoten vastleggen wat onder een
redelijke vergoeding wordt verstaan en hoe wordt gehandeld wanneer een
echtgenoot-ondernemer zijn salaris opzettelijk te laag houdt. Dat zijn dan duidelijk
afspraken tijdens het huwelijk maar ook wanneer het huwelijk door echtscheiding
eindigt.

Daarnaast is het nu ook nog zo dat de redelijke vergoeding geldt voor huwelijken
die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van het nieuwe huwelijksvermogensrecht.
Het gaat dan om ondernemingen die niet in de gemeenschap van goederen vallen,
die is er dan niet door de huwelijkse voorwaarden, maar deze echtgenoten hebben
wel een gemeenschap van goederen. Reden om ook die huwelijkse voorwaarden aan
te passen.

In
wetsvoorstel
“tegengaan huwelijkse gevangenschap
” is overigens voorgesteld om deze
regeling uit te sluiten voor huwelijken aangegaan voor 1 januari 2018. Maar tot
die tijd kunnen huwelijkse voorwaarden in dit kader ook van belang zijn.

Een
andere reden om huwelijkse voorwaarden te maken is als de onderneming wordt
gedreven in de vorm van een BV. Als deze onderneming al bestond vóór het
huwelijk, vallen de aandelen in de BV buiten de nieuwe beperkte gemeenschap van
goederen. Echter, nieuwe aandelen die tijdens het huwelijk worden uitgegeven
vallen wel in de beperkte gemeenschap. Het gevolg daarvan is dat een deel van
de aandelen privévermogen is en een deel gemeenschappelijk vermogen. Dividenduitkeringen
zijn dan ook deels privé en deels gemeenschappelijk. De aandelen van een B.V.
die ná het huwelijk wordt opgericht worden ook gemeenschappelijk vermogen.

Er
is nog een belangrijke reden om huwelijkse voorwaarden te maken, namelijk de bescherming
van het vermogen van de ene echtgenoot tegen schulden van de onderneming van de
andere echtgenoot-ondernemer en tegen de gevolgen van een faillissement van de echtgenoot-ondernemer.
Een
faillissement kan overigens de huwelijkse voorwaarden wel doorkruisen, maar sinds 1 januari 2018 is de bewijslast om privégoederen van de
niet-failliete echtgenoot buiten faillissement te houden, minder zwaar.
De
echtgenoot van de failliete echtgenoot-ondernemer kan alle goederen die hem
toebehoren en niet in de huwelijksgemeenschap vallen, terugnemen. De strenge
bewijsregels uit de Faillissementswet zijn namelijk vervallen. De niet-failliete
echtgenoot die het terugneemrecht wil inroepen draagt wel nog steeds de
bewijslast, maar kan nu op en eenvoudiger manier bewijs leveren.

Voor
faillissementen die vóór 1 januari 2018 zijn uitgesproken, gelden voor het
terugneemrecht ten aanzien van specifieke goederen echter (nog steeds) strenge
bewijsregels. Aangetoond moet worden dat de goederen voor meer dan de helft met
het privévermogen zijn gefinancierd. Hierbij is het moment van verkrijgen van
de goederen bepalend.

Laat u als ondernemer goed voorlichten over de
gevolgen van het wel of niet maken van huwelijkse voorwaarden. Ook kan het geen kwaad om
in het verleden reeds gemaakte huwelijkse voorwaarden nog eens te laten
bekijken. Wilt u meer informatie, neem dan contact op met ons kantoor, wij
helpen u graag verder!