De
langdurige zorg en ondersteuning voor volwassenen is geregeld in drie wetten,
afhankelijk van het soort zorg:
- zorg
vanuit de Wlz (Wet langdurige zorg);
- ondersteuning
vanuit de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning);
- wijkverpleging
vanuit de Zvw (Zorgverzekeringswet).
Vormen
van ondersteuning en zorg vanuit de diverse wetten worden vaak hetzelfde
genoemd, zoals “verpleging”, “dagbesteding” of “hulp bij het huishouden”. U
kunt echter niet zelf kiezen op basis van welke wet u de zorg ontvangt. Dit
wordt namelijk bepaald door uw zorgbehoefte.
Over
het algemeen is het zo dat mensen die thuis wonen, zelfstandig of in een
kleinschalige woonvorm, zorg ontvangen vanuit de Wmo en Zvw. Een indicatie voor
Wmo of Zvw is tijdelijk en moet na het aflopen van een bepaalde periode opnieuw
worden aangevraagd.
Als
de zorgbehoefte zodanig is dat een beroep kan worden gedaan op de Wlz, gaat het
vaak om iemand die opgenomen is (of wordt) in een zorginstelling. Een indicatie
voor de Wlz is levenslang.
De
zorgwetten worden door verschillende instanties geregeld en gefinancierd. Wmo-
ondersteuning wordt door de gemeente ingekocht, de wijkverpleging door de
zorgverzekeraar en de Wlz-zorg door het zorgkantoor. Er gelden dan ook
verschillende eigen bijdrages: de gemeente kan een bijdrage vragen voor
Wmo-ondersteuning, voor wijkverpleging hoeft u niet te betalen en voor Wlz-zorg
betaalt u een bijdrage die afhankelijk is van uw inkomen en uw vermogen.
Onlangs
zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo geldt per 1 januari 2019 voor
Wmo-ondersteuning een vaste maximale bijdrage van € 17,50 per vier weken. Wat
betreft de Wmo wordt dus niet meer gekeken naar iemands inkomen of vermogen. Er
zijn wel een paar uitzonderingen:
- de
gemeente kan de bijdrage verlagen of op nihil stellen voor bepaalde inwoners;
- alle
niet-AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens betalen geen bijdrage meer voor de
Wmo;
- als
een huishouden al een bijdrage voor Wlz betaalt, dan betaalt de cliënt geen
bijdrage voor Wmo-ondersteuning.
Wat
betreft de Wlz zijn er per 1 januari de volgende wijzigingen doorgevoerd:
- de
periode waarover het CAK met terugwerkende kracht een eigen bijdrage mag
opleggen is verkort, van drie jaar naar één jaar;
- de
overgangstermijn van de lage naar de hoge eigen bijdrage is verkort van zes
maanden naar vier maanden. Alleenstaanden betaalden eerder bij opname in een
verpleeghuis de eerste zes maanden de lage bijdrage en daarna de hoge bijdrage.
Nu moet na vier maanden de hoge eigen bijdrage worden betaald;
- de
vermogensbijtelling voor de berekening van de eigen bijdrage is verlaagd van 8%
naar 4%. Dat betekent dus dat het vermogen minder zwaar meetelt.
- De
maximaal verschuldigde bedragen zijn ook aangepast:
- de maximale
lage eigen bijdrage was vorig jaar € 850 en is nu € 861,80 per maand;
- de maximale
hoge eigen bijdrage was vorig jaar € 2.331,60 en is nu € 2.364,80 per maand.
Via
de rekenhulp op de website van CAK zou u een proefberekening kunnen doen om te
kijken wat u voor Wlz-zorg zou moeten betalen. In veel gevallen zijn er
mogelijkheden om het vermogen en daarmee de zorgbijdrage te verlagen.
Bijvoorbeeld door in uw testament vast te leggen dat de kinderen hun erfdeel
kunnen opeisen als de langstlevende in een zorginstelling wordt opgenomen, een (belastingvrij)
bedrag aan kleinkinderen te legateren of door schenkingen (contant of “op
papier”) te doen. Een testament en/of een levenstestament kan daarbij een
belangrijke rol spelen.
Wilt
u meer weten over het vastleggen van opeisbaarheid van het erfdeel van uw
erfgenamen bij opname in een zorginstelling? Bel ons voor het maken van een
afspraak.